zondag 22 augustus 2010

Tekst op de achterflap

Paultje leeft zijn leven met de wetenschap dat hij zijn eigen zoon heeft vermoord. Het lukt hem niet om een vredig bestaan op te bouwen. De schaamte is te groot. Als hij er, na detentie, toch in lijkt te slagen om iets op te bouwen, blijkt hij terminaal ziek te zijn.


Paultje wil absoluut niet dat er contact gezocht wordt met zijn familie. Het onderwerp is en blijft onbespreekbaar. Na zijn dood is de notaris verplicht om contact te zoeken met mogelijke nabestaanden vanwege een klein geldbedrag. Een goed bewaard familiegeheim komt aan het licht. Met een ontluisterende ontknoping.

Thema's

Schuld en schaamte


Alcoholverslaving

Detentie

Aan de rafel randen van de maatschappij leven

Dakloosheid

Volksbuurt

Dood, terminaal ziek zijn

Geweten

Huiselijke geweld met de dood tot gevolg

Kindermishandeling

Haat, woede

Een leven dat er zo anders had uit kunnen zien als Paultje wist hoe het echt zat.

Synopsis

Paultje Lavendal overlijdt na korte hevige ziekte. Triest feit is dat hij kort voor zijn dood zijn hevige verslaving te boven komt. De drankafhankelijkheid heeft een slagveld in zijn leven aangericht. Beetje bij beetje was hij begonnen met het opbouwen van zijn nieuwe bestaan in een volksbuurt van Almelo.

Als het onherroepelijk is dat zijn sterven niet lang meer zal duren, wordt er door de hulpverlening gevraagd of hij nog bekenden heeft die ingelicht moeten worden van zijn situatie. Paultje is tot die tijd weinig spraakzaam over zijn leven. Feitelijk is er niet meer bekend dan dat hij anderhalf jaar geleden uit detentie is gekomen.

Paultje laat niet het achterste eind van zijn tong zien. Hij vertelt te zijn opgegroeid in een woonwagenkamp in de buurt van Sittard. Hij weet niet of zijn ouders nog in leven zijn. Hij heeft al vele jaren geen contact met zijn ouders gehad. Verder zegt hij een dochter te hebben die hij ook al heel lang niet heeft gezien. De sluierdoek blijft over het bestaan van Paultje liggen.

De hulpverlener vraagt na deze bekentenis of hij geen contact wil zoeken met zijn ouders en dochter. Paultje is zeer stellig dat hij absoluut geen enkel contact wil. Hij legt het verder niet uit en wil er niet meer over praten. Hij wil geen zoektocht en zegt er expliciet bij dat hij niet wil dat er na zijn dood een zoektocht wordt ondernomen.

Als na overlijden de notaris ingezet wordt omdat er na betalen van de crematierekening er enkele duizenden euro’s overblijft, stuit de notaris op een zorgvuldig bewaard familiegeheim.

Cruciale vraag in deze roman is waarom Paultje geen contact wilde zoeken met zijn dochter, die inmiddels rond de 17 jaar zou zijn. Het heeft te maken met schaamte. Schaamte is een heel belangrijke emotie. Het door de grond willen zakken; het niet willen bestaan in de ogen van een ander. Schaamte is een heel interessante emotie, belangrijker dan vaak wordt toegegeven.

Naast schaamte speelt er schuld mee. Deze twee gevoelens zijn overheersend bij Paultje. Schaamte is een heel ondermijnend gevoel dat een mens ook lichamelijk ondermijnt.

Schuld is het gevoel dat je iets gedaan hebt wat heel slecht is. Beide gevoelens geven een chronisch negatief oordeel over jezelf, waar je de hele dag mee leeft: `ik ben slecht` .

Paultje had een korte heftige relatie met een vrouw. Uit deze relatie werden twee kinderen geboren. Zoon Valentijn en dochter Ismaralda.

Er kwamen relatieproblemen, huiselijk geweld, met ernstig letsel tot gevolg.

Paultje mishandelt Valentijn, en dat gaat zo heftig dat het kind buiten bewustzijn raakt. Hij ontvlucht het huis met de gedachte dat hij zijn eigen kind heeft vermoord. Tijdens de vlucht naar verre streken krijgt hij het nieuws door dat zijn zoon inderdaad overleden is. In een Telegraaf leest hij persbericht waarin melding wordt gemaakt van een familiedrama. Vader slaat eigen kind dood. Dochter ternauwernood aan dood ontsnapt. Moeder van de kinderen in shock. Vader onvindbaar, mogelijk verblijft hij in het buitenland.

Hij keert nooit meer terug naar zijn geboortestreek en neemt hij nooit meer contact op met zowel zijn ouders als zijn ex-vrouw en dochter.

De schaamte, het zich zo intens schuldig voelen over hetgeen hij heeft gedaan, verlamt hem volledig.

De ontknoping zit hem in de ware toedracht van het overlijden van de zoon. Niet Paultje heeft hem vermoord, maar de moeder heeft de fatale klap uitgedeeld na het vertrek van Paultje uit de echtelijke woonwagen.

Dit komt Paultje tijdens zijn leven niet te weten. Pas aan het eind van de roman wordt dit bekend.

Hoe???

Optie: dochter die notaris spreekt.

Notaris die verder doorzoekt in deze zaak omdat het verhaal van Paultje hem intrigeert, hem bij zijn kladden pakt en hem niet meer loslaat. Uit het medische dossier blijkt Valentijn pas veel later te zijn overleden dan dat Paultje er direct bij betrokken kan zijn geweest.

De crux van verhaal zit hem in de schaamte die het leven van Paultje vorm geeft, het eigenlijk geen vorm en inhoud geven aan zijn leven, terwijl niet hij een dader is die iets onherroepelijks heeft gedaan.

Vanuit dit denken, ik ben slecht, is hij heel destructief geworden in zijn leven. Wat is erg, ze moesten eens weten wat erg is; je eigen kind dood slaan. Als je dat gedaan heeft dan is de rest peanuts.

De alcoholverslaving ontwikkelt zich tot grote proporties. Het hier uit voortvloeiende geweld is proportioneel. Op een keer gaat het mis, goed mis. Hij wordt gearresteerd en veroordeeld tot een lange straf. Een straf die hij gelaten uitzit. Eerst gelaten omdat niks en niemand hem meer kan raken, later gelaten omdat hij vindt dat het verhaal van leven inmiddels geschreven is en dat hij hierin geen andere wending meer aan kan geven.

Pas na enige tijd weer in vrijheid leven, beseft Paultje dat hij wel instaat is om een andere wending aan zijn leven te geven. Een leven zonder drank en met de drank verdwijnt ook zijn agressie, zijn gewelduitbarstingen, zijn impulscontrole.

De schaamte en schuld blijven desalniettemin aan hem knagen.

Verhaal over man wiens leven een verloop krijgt na die ene daad, de fatale daad. Een verloop waar hij in zijn beleving geen sturing aan kan geven. Terwijl zijn daad niet de dood van zijn zoon tot gevolg had. Als hij dit eerder had geweten, als hij dit van het begin af had geweten, had hij andere keuzes gemaakt, had hij verantwoording genomen voor zijn handelen, voor zijn keuzes. Dan had hij zich niet zo miserabel hoeven voelen, niet zo in en in slecht.

Moeder is verantwoordelijk voor dood van zoontje en voor haar dochter was ze niet veel beter. Uiteindelijk gaat het weer zo mis dat dochter uit huis wordt geplaatst en in een pleeggezin wordt geplaatst. Met moeder gaat het na de uithuisplaatsing snel berg afwaarts. Dochter heeft een ellendige jeugd. Paultje weet niks van deze hele geschiedenis.

Hoofdstukken

1. Dood van Paultje, crematie en afhandelen van zaken

2. Jeugd Paultje in het Noord-Limburgse land.

3. Relatie met vrouw, leven in een woonwagen kampje

4. De daad van agressie

5. De vlucht, het zich opgejaagd voelen als aangeschoten wild.

6. Terugkeer Nederland

7. Een leven aan de rafelrand van de maatschappij

8. Het gaat weer mis

9. Detentie

10.Een nieuw bestaan in een eigen huisje

11.Nawoord: moeder verantwoordelijk voor dood Valentijn.

Hoofdstuk 1

`Tweehonderdvijftig luxe broodjes`. De begrafenisondernemer sprak de woorden uit met een intonatie die opgewektheid suggereerde, een aankondiging van een bruiloft. Hij zat voorover gezakt op de aftandse bank in de muf ruikende woning. Een woning in een straatje met oude gedateerde auto’s en kleine vrachtautootjes die altijd volgeladen waren met ijzerwaren, wasmachines en afgereden fietsen waarvan de essentiële onderdelen aan ontbraken.
De andere bank gaf ook geen enkel zitcomfort. De rondbuikige Gerrit had er voorover zittend op plaatsgenomen. Buurman Gerrit was de laatste maanden zeer betrokken geweest bij Paultje. Te betrokken. Hij kwam meermalen per dag en die gewoonte had hij nog niet gestopt of onderbroken na het overlijden van zijn buurman. Naast de man in het zwarte pak zat Madieke, de hulpverleenster van de verslavingszorg. Zij had er aan het eind erg veel moeite mee gehad om Paultje zo aan het eind van zijn kunnen te zien. Paultje had dit gevoeld, gezien aan de mimiek van haar gezicht. Hij had niet de puf gehad om er naar te vragen.

`Hoeveel mensen zullen er uiteindelijk komen?`, vroeg de begrafenisman. Ditmaal verwachtte hij een concreet antwoord van de andere aanwezigen. `Ik verwacht er wel wat`, begon Gerrit. `Ik heb al een hele lijst van mensen in mijn hoofd die ik een kaart ga sturen`.

`Zoveel mensen kende Paultje nog niet hier in de stad`, begon Madieke, om zo aan te geven dat inzetten op tweehondervijftig broodjes te hoog was.

`De kaarten`, ging de man in het weinig flateuze pak verder, `er staat een aantal van honderd op de wensenlijst. De man had de roze lijst in zijn handen, een dun papier. `Vijftig kaarten zal moeten volstaan`.

Madieke merkte nog een keer op dat de adressenlijst onvindbaar was. Terwijl alle belangrijke papieren in de kast hadden gelegen. Hier was de adressenlijst ook neergelegd. Maar nu, nu was de lijst er niet. Onvindbaar.

Gerrit mompelde dat hij een nieuwe adressenlijst ging maken.





In de zaal van het crematorium zat geen bloedverwant. Paultje wilde dit zo, maar de aanblik deed sommige aanwezigen een brok weg slikken. De begrafenisondernemer liep de zaal in en herschikte de kransen die op de kist laggen. Het lag al goed, dus de interventie veranderde niets aan het totaalbeeld. Voor de kist stond een enorme krans rode rozen in de vorm van een hart. Met rechts een aantal witte rozen die, als de toeschouwer goed keek, een hondenpoot vormde. De poot van Ricco, de hond van Paultje. De poot verankerd in het rode rozenperk. Overdadig, majestueus. Passend bij de familie van Gerrit. Niet passend bij het postuur van Paultje. De kleine kale man, ingetogen, niet opvallend, aan de zijkant van alles, aan de onderonderkant van de maatschappij geëindigd. Voor deze man stond een krans van meer dan zeshonderdvijftig euro. De rozen schreeuwden om de aandacht, in schril contrast hoe Paultje nimmer om de aandacht vroeg. Laat staan er om schreeuwde. Bovenop de kist laggen drie grote kransen, er hoefde kennelijk niet op geld gelet te worden. Allemaal gemaakt van rode rozen, geheel in harmonie met het hart, het rode bloedende hart.

Voor de dienst begon, fluisterde de begrafenisondernemer Madieke in het oor dat hij de helft van de broodjes had afgezegd. `Ik denk met de helft voldoende te hebben. Ik verwacht niet zoveel mensen en alles wat overblijft moet toch weg`. Madieke knikte instemmend, wetende dat er niets meer aan kon worden veranderd. Veel zaken met betrekking tot deze crematie zijn buiten haar om gegaan. Gerrit was uit eigen initiatief de kransen gaan bestellen, eerst de drie grote op de kist en toen een dag later is hij voor het hart gegaan. Het enige dat hij had gedaan was de begrafenisman op de hoogte stellen van zijn bestelling. Die nam het aan als zoete koek. Voor hem zoete broodjes van de uitvaartbranche.

Gerrit had Madieke bij het sluiten de kist, net voor aanvang van de afscheidsdienst, aangesproken op het geld dat over zou blijven na betaling van de gehele crematie. Hij had haar gezegd dat hij ook kosten had gemaakt. Hij had gebeld, flink gebeld om mensen in te lichten Hij had in de auto moeten stappen om mensen persoonlijk in te lichten. Hij had emailkosten gemaakt. Madieke had hem fronsend aangekeken. Boosheid voelde ze opkomen toen Gerrit had gezegd dat hij inzage wilde in alle papieren en de uiteindelijke afrekening. `Want`, zo had hij sissend opgemerkt, `jullie kunnen de rest van het geld zo in jullie zak steken en geen haan die er naar kraait`. Even leek het of er iets knapte bij Madieke. Even leek het of de altijd zichzelf zijnde Madieke de controle over zichzelf zou verliezen, of zij zich niet meer kon bedwingen om deze man weet niet wat aan te doen. Ze bleef kalm, bijna onverstoorbaar kalm kijken. Kijkend naar de kist, kijkend naar haar handen die de laatste schroefdop op de kist dichtdraaide. Vast is vast, zei haar vader altijd. Maar Madieke draaide net dat tikje door. Paultje lag in een dichte kist, vaster dan vast.

Met trage tred liepen de mensen de zaal in. De familie van Gerrit ging zitten aan de linkerkant van de zaal, de voorste stoelen leeg latend. Rechts zat Madieke die samen met een collega was gekomen. Ze had al alleen moeten opdraaien voor het sluiten van de kist. Nu voelde zich wat sterker, sterker als Gerrit straks weer over geld zou beginnen. Ze had in de hal even haar ergernis uitgesproken naar haar collega die begrijpend had geluisterd en haar gerust probeerde te stellen met de woorden: `als hij er weer over begint, zeg je maar dat je alles uit handen geeft aan onze juridische afdeling. Wij hebben hier ook niks meer over te zeggen`. Madieke hoopte dat hij dit zou zeggen want zij voelde zoveel weerzin opborrelen bij het idee om weer in gesprek te moeten met Gerrit.

Opeens verschijnt Gerrit vanuit de zaal voor de kist. Hij stond stil, voorovergebogen. De trainingsbroek hing onder zijn massieve buik. Gerrit was deze sportieve kleding gaan dragen bij het ontstaan van zijn eerste hernia. Ruimzittend, nergens knellend en toch gedekt. Boven de zwarte broek met twee witte biezen had Gerrit een vaal blauw t shirt aan. Hij maakte een ingetogen knikje en liep, linksaf slaand naar een stoel op de voorste rij.

Rechts was een magere bleke vrouw aangeschoven. Magda was haar naam. Paultje had haar leren kennen op de afdeling radiotherapie. Een bedompte wachtkamer zonder daglicht. Het kille tl-licht gaf deze ruimte een sfeer van steriliteit. Zo steriel dat de boodschap luidde: hier kan niets leven, laat staan overleven.

De bestralingen hadden bij Magda evenzeer iets uitgericht als bij Paultje. Ze wist dat haar doodvonnis was getekend. De woorden “een paar maanden” had Magda misschien ook al gehoord uit de mond van de longspecialist. De woorden waren bij Paultje blijven nagalmen, op alle dagen die er in die paar maanden hadden gezeten. Paultjes lijf wist het al, wist het voordat de dokter het had bevestigd. Toen kon de geest gaan wennen aan het idee dat het lijf ten dode was opgeschreven.

Magda bekeek het allemaal met de sterk in haar hoofd priemende gedachte dat dit de generale repetitie was van nog ging komen voor haar. Op de dag van de uitvoering zou zij in de kist liggen. Wie zouden er dan in de zaal zitten? In ieder geval niemand van de aanwezigen hier. Er zou geen link zijn met Paultje, haar Paultje die zo eenzaam was, zo alleen. En toch zo berustend in het lot, zijn noodlot. Het leven leek wel te zijn opgebouwd uit onvermijdelijke momenten, momenten die je op dezelfde manier moest ondergaan als goede momenten. Op dit moment kwam er geen goed moment in haar gedachten voorbij.



De zwangere dochter van Gerrit zat direct achter Gerrit. Paultje was tot het eind toe blijven zeggen dat hij er nog zou zijn om de kleine te zien. Ze geloofden hem en daarmee leek zijn naderende dood beter te accepteren voor hen. Paultje wilde het deze mensen die hij nog maar zo kort kende niet moeilijker maken. Hij liet ze wel wennen aan de gedachte dat hij dood zou gaan, maar hij wilde gelijktijdig ook menselijk blijven. Doodgaan is onmenselijk. De dochter was met man, haar man. Paultje wist niet of ze getrouwd waren. Trouwt men binnen deze familie voordat men zich gaat bezig houden met het verwekken van nakomelingen? Paultje wist het niet en had uit fatsoen nagelaten om er naar te vragen.

Schuin achter Gerrit zat Joe, de jongste zoon van hem. Paultje had hem altijd nog voor de geest kunnen halen zoals hij hemop die stralende dag voor het eerst had gezien. Paultje zat op de bank in de warme woonkamer van Gerrit. Het bovenste gedeelte van de voordeur stond open. Het onderste gedeelte was dicht. Tijdens een betoog van Gerrit over iets futiels, had daar uit het niets geklonken “joehoe”. Het hoge stemgeluid dat bijna zingend werd voortgebracht was direct ingeprent in het lange termijngeheugen van Paultje. Toen de onderdeur open zwiepte, viel de helblauwe trainingsbroek op. Het ontbrak er alleen nog aan dat er op de achterkant niet in gouden opdruk op geborduurd was: “I’m guy”. Hoe homo kan een man zijn. Joe zat stil, zijn gelaatstrekken serieus in de plooi gestreken. De passie voor de herenliefde sprak er onverminderd uit voort. Net zoals de bekende helblauwe trainingsbroek. Vandaag had Joe een iets minder uitdagend shirt uit de kast gehaald. Een andere kast waar hij zelf al heel lang uit was.

Hidden, de oudste zoon, had geen zachte kant in zijn gezichtsexpressie. Rauw tot op het bot en met dezelfde niet zo snuggere blik van zijn vader.

Een man viel op door het aan hebben van een kostuum. Het pak had het net niet. Het gaf de man het aanzien dat hij weliswaar een poging had gedaan zich los te maken uit zijn milieu maar toch er met handen en voeten aan verbonden was gebleven. Paultje kende deze man niet.



De muziek zwelde aan, de laatste mensen waren gaan zitten. Op zijn hoogst waren er vijfendertig mensen om afscheid te nemen van Paultje. De man die nog maar zo kort in deze stad woonachtig was geweest. Achter Madieke zat een groep mensen van de kerk. Zij verzorgde de eetgroep. Wekelijks maakten zij een maaltijd voor de mensen die geen thuis hadden. Toen Paultje niet meer in staat was om er naar toe te komen, hebben zij hem wekenlang eten gebracht.

Achter de kist gaven de grote ramen een fraai uitzicht op het parkachtige landschap achter het crematorium. Rust en vredigheid, terwijl de werkelijkheid in de zaal toch vaak een tegengesteld beeld gaf. “Afscheid nemen bestaat niet”, zong de volkszanger. Dood is dood, en een gesprek, een simpele uitwisseling van enkele woorden met een overledene is godsonmogelijk. Afscheid is definitief. Mensen die het geloof hebben dat ze elkaar weer tegen komen kunnen bedrogen uitkomen. Misschien klopte het. Niet te hopen voor Paultje, want wie kan hij boven met goed fatsoen onder ogen komen. Valentijn?

De muziek stopte door een druk op de knop van de muziekinstallatie. De begrafenisondernemer stond op en liep naar het katheder, die naast de kist stond. Hij heette de aanwezigen welkom voor dit afscheid. `Vandaag zijn wij bij elkaar gekomen om te herdenken en omafscheid te nemen van Paultje Lavendal. De man die wij herdenken in ons hart`. De man sprak monotoon en door de woorden heen was hoorbaar dat de man op deze vrijdagmiddag toe was aan zijn weekend. Hoeveel mensen waren er in de afgelopen week de revue gepasseerd? Het was een bedrijf, en zelfs zonder reclame maken verzekerd van een gestage stroom klanten. Meestal zag de begrafenisondernemer zijn klant niet in leven. Het is ook niet het eerste wat een mens bedenkt bij het afsluiten van zijn overlijdensverzekering. “Ik zal eens kennis gaan maken met de in de polis genoemde uitvaartonderneming”.

De begrafenisondernemer zou er ook niet de tijd voor hebben, want er liggen bosjes mensen te wachten op een waardig afscheid.

Er was een spreekster gevraagd door Madieke en Paultje om de korte dienst te leiden en om een woordje te doen. Niets is killer dan een zwijgende uitvaart. Madieke had dit al meerdere malen meegemaakt. De eerste man waar zij bij betrokken was, was een man van net zestig. Jaren was hij dakloos geweest en net voor zijn einde had hij een kamertje betrokken bij een andere oudere man. Ze werden vrienden en toen sloeg de ziekte zijn slag. Triest feit vond Madieke dat de man, die geen begrafenisverzekering had, dat zowel zijn ouders als zijn kinderen niet de begrafenis wilde regelen, laat staan betalen. De gemeente had het onderste uit de kan gehaald om te proberen dat de familie de zaak wilde afhandelen. De familie bleek zeer standvastig te zijn. Uiteindelijk stelde de gemeente de regels en dat had tot gevolg dat de familie uitgesloten was bij de begrafenis. Als de gemeente moest opdraaien voor de gehele begrafenis, hield ze ook de gehele regie in eigen had. Doordat Madieke keer op keer contact was blijven zoeken met de gemeente, werd zij twee uur voor de ter aarde bestelling gebeld. Zij regelde vervanging voor haar dienst en stapte op haar fiets. Er bleek een meneer te zijn van de gemeente, een raadslid van de partij van leefbaar Almelo. Leefbaar, zelfs bij uw laatste stap uit dit leven. De zwarte auto kwam een kwartier voor tijd aangereden met relatief hoge snelheid. De wachtenden, vier mensen in totaal stonden aan het begin van het toegangshek. De auto leek af te remmen, maar dit was schijn omdat de auto de overgang maakte van het asfalt naar het grind. De stenen vlogen de omstanders bijna om de oren. De vier mensen, het al genoemde raadslid die een alternatieve look had, twee mensen van de plaatselijke nachtopvang en Madieke begonnen in loopmars de zwarte auto te volgen. Niet bekend waar de auto tot stilstand zou komen, niet wetende waar het gapende gat zich bevond op deze uitgestrekte begraafplaats.

De kist lag al op de baar en de twee mannen in sjofele zwarte pakken met beide een hoed op het hoofd waar zonder al teveel fantasie een konijn uit te voorschijn kon springen, maakten al aanstalten om het rechter pad in te draaien. De stoet, twijfelachtig of hier gesproken kan worden van een stoet, volgde in ijl tempo. De twee mannen waren ervaren in het voortduwen van het aluminium wagentje. Af en toe leek het of de kist gelanceerd zou worden omdat de baar terug stuiterde na het rijden over een boven de grond bevindende boomwortel. Net voor het open veld was de stoet aangesloten bij de kist. Het tempo werd gehalveerd en zo leek het voor een buitenstaander een normale begrafenis. Qua snelheid van voortbewegen, de hoeveelheid mensen was ver onder normaal.



De twee mannen in het pak wilde de kist pakken. Madieke en de twee vrouwen van de nachtopvang wisten dat de man in de kist een stevig postuur had en van bovengemiddelde lengte was. Madieke stapte een stap uit de rij en keek de man aan die de kist al aan de voorste handgreep vast had. `Zal ik?`, vroeg ze terwijl ze zelf al het antwoord gaf door de tweede handgreep vast te pakken. De andere mensen volgde en zo werd de kist met de zwerver door zes mensen, die hier vanuit beroepsmatige motieven bij een gekomen waren, getild en met enkele stappen weer neergezet op de twee ijzeren kettingen die boven het lege graf hingen. Kettingen die roestig waren, verweerd door de tand des tijds.

De langere man liep naar achter de kist en met zijn handen pakte hij de zwarte stang en draaide er mee met de wijzers van de klok. Het motortje sloeg aan toen de stang een kwart slag was gedraaid. Met een kleine trilling begon de kist te zakken, op weg naar de diepte van de smachtende aarde.

De aanwezigen kregen onbedoeld een taak toebedeeld. Zonder hen was het knap lastig geweest om op een fatsoenlijke manier de kist van de baar af te tillen en boven het graf te zetten.

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 4

`Paultje, Paultje`, foeterde Kristel tegen hem, alsof het klaar lichte dag was. Het was buiten donker, donker en stil. Dus het was waarschijnlijk net na middernacht. Waarom al dat geroep. Paultje draaide zich langzaam om en zag de schaduw van Kristel, ze zat recht in bed. `Paultje, ga naar je dochter en maak een fles voor haar. Ik heb er geen zin meer in om er uit te gaan. Het is ook jouw dochter.`


Met duffe kop en nog halve dichte ogen kroop Paultje het smalle bed uit. Hij hoorde dat Kristel weer neer ploft. Met woede in zijn benen stapt hij het bed uit. Hij ging direct door naar de naastgelegen kamer waar dochtertje lag te brullen. Zonder na te denken pakte hij haar uit het bedje, klemde haar onder zijn arm en liep naar de keuken. Om zijn handen vrij te hebben om de fles melk te maken, legde hij Ismaralda op de grond. De zware plof die hierop volgde deed Paultje schrikken. Hij had haar niet neergelegd maar had hij haar moedwillig laten vallen. Had hij haar gegooid?

Het brullen van haar ging onverminderd door. Paultje voelde niet de irritatie vanwege het gehuil maar meer door het zo het bed te zijn uitgebonjoerd door zijn vrouw. `Wat dacht ze wel wie ze was om zo’n toon naar hem toe aan te slaan`, ging er door zijn hoofd. Waarom moest hij nu op eens de melk gaan maken, wetende dat Ismaralda toch niet stil werd in zijn nabijheid.

Het leek een eeuwigheid te duren voordat het water in het steelpannetje het kookpunt had bereikt. Paultje had zijn kookpunt al lang achter zich gelaten. Hij kreeg stoom uit zijn oren bij het idee dat zij nog steeds in haar warme bed lag. Het kokende water gooide hij over in het plastic flesje. Daarna de poeder uit het grote blik. Paultje was erg precies in het lezen van de gebruiksaanwijzing en het toedienen van exact de juiste hoeveelheid poeder. Schudden en hij pakte zijn dochter weer onder zijn arm en liep met fles en dochter naar de tweepersoonsbank.

Pas na vele pogingen om de speen in haar mond te krijgen, lukte dit en ging het huilen over in zachtjes snikken. Snik slok, snik slok.

Paultje voelde zich leeg, leeg en vooral erg moe. Het kostte hem erg veel moeite om zijn ogen open te houden en om de fles in de mond van Ismaralda te houden. Na elke slok leek het erop dat ze de speen met alle kracht naar buiten wilde werken. En net voordat Paultje de speen terug duwde, trok ze hem weer met alle kracht naar binnen.

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 7

Hoofdstuk 8

Hoofdstuk 9

Hoofdstuk 10

Op een zomerse dag oogt het straatje vast vriendelijk en gemoedelijk maar op deze kille januari ochtend had het straatje iets grauws en onheilspellends.
Aan beide kanten staan soortgelijke woningen. Goedkope huurwoningen die net na de oorlog zijn gebouwd. Toen ruim van opzet, drie slaapkamers en de doorzonkamer. Nu niet meer passend bij het woningnaanbod waar de woningbouwvereniging mee aan de weg wil timmeren. Nu krijgt de sociale onderkant van de samenleving hier zijn woongenot. Genot staat voor veel sociaal contact, gewenst of ongewenst. De muren zijn van zandbeton en elke scheet kan men van elkaar horen. Elke ruzie krijgt men woordelijk mee en de klappen die er onherroepelijk op volgen, klinken door het hele blok.

Feesten doet men vooral zomers in de lange achtertuinen die grensde aan de kortere achtertuinen van de iets beter aangeschreven straat. Om problemen met buren en vooral de politie te voorkomen, kan men zich beter ophouden in de nabijheid van de eigen woning.

Paultje voelde de sleutel in zijn broekzak zitten en bij elke stap die hij maakte, leek de sleutel naar boven te kruipen. Om zo bij de voordeur, de deur met nummer elf er naast uit de broekzak te floepen en het uit te willen schreeuwen: gebruik mij.

Paultje merkte dat de deur enigszins klemde. Pas na stevig tegen de klink drukken schoot de deur open. Een muffe lucht die hoort bij een huis dat lange tijd niet is blootgesteld aan frisse lucht, stoof hem tegemoet, recht zijn neusgaten in. Hij liep direct door de woonkamer in. Het halletje was nog geen vierkante meter groot, met recht voor de voordeur de steile trap naar boven en links de deur naar de woonkamer. De deur stond open en de muffe lucht leek in intensiteit alleen nog maar toe te nemen. Groot was het niet, besefte Paultje, maar voor een man alleen zonder meubilair groot genoeg. Aan de linkerkant van de woning zat een muurtje die de kamer in twee delen leek te delen, en erachter stond het keukenblok. Een keukenblok die de tand des tijds niet zonder beschadigingen had doorstaan. Aan de rechterkant was een raam dat uitzicht bood aan de tuin zonder planten. Slechts een hobbelig stoepje lag er aan de kant van het huis met enkele verzakte tegels die ooit een tuinpad hadden gevormd. De schuur zat aan het huis vast, maar was slechts toegankelijk vanuit buiten. Aan de rechterkant was de houtenschutting redelijk intact, al had houtrot wel vat gekregen op het hout. Zolang je het niet zou verplaatsen, kon het nog wel wat jaren mee. Aan de linkerkant werd de afscheiding met de buren gevormd door een groen plastic hekwerkje. Paultje liep zijn schuurtje voorbij en keek voorzichtig om de hoek, over het groene hekje heen. Hij schrok van de buldog die hem grommend aan keek. Het grommen ging al snel over in blaffen. Paultje, zichtbaar geschrokken, deinde terug achter de veiligheid van zijn schuur.

`kappen`, hoorde hij iemand schreeuwen met een rauwe stem. `kappen, en af`.

Paultje draaide zich om en keek een brede, dikke man aan die zich al over het hekje had heen gewerkt. `Ik ben Gerrit, Gerrit Koppelaar.` Paultje stak zijn hand uit en voelde dat de man er met volle kracht in kneep. Als de man acht had geslagen op Paultjes mimiek dan had hij kunnen vaststellen dat zijn kracht Paultjes hand doorsneed.

`Tof man, dat jij hier komt wonen. Het staat al zo lang leeg, terwijl er zoveel mensen naarstig op zoek zijn naar een huis. Die woningbouw, nee daar kan ik met mijn pet niet bij, hoe zij met deze huizen om gaan.`

`Ik ben blij dat ik eindelijk een huis heb toegewezen gekregen`, zei Paultje . `Ik heb er lang op moeten wachten` . `Ja, en dat terwijl dit huis al zolang leeg staat. Maar er is hier ook wel het een en ander gebeurd moet je weten`, en Gerrit leek zichtbaar te gniffelen om zijn nieuwe buurman eventjes in te lichten hoe het de vorige bewoner was vergaan. `De vorige bewoner, van nummer elf dus, is met messteken hier in zijn huis om het leven gebracht.` Paultje deed een stap achteruit, een stap richting zijn achterdeur. `Ach, de sporen zijn weg gehaald en wees eerlijk, het is een goed huis.`

Paultje deed de kraag van zijn niet al te dikke winterjack omhoog om de wind geen vat te laten krijgen op zijn hals. `Nee, niet leuk, zo’n moord naast je. Ik weet ook niet wat die jongen heeft bezield om zijn vriend op zo’n afschuwelijke manier van het leven te beroven. Beide alcoholisten en de een liet de ander een tijdje bij zich inwonen. En neem van mij aan, daar krijg je gedonder van.`

Paultje knikte instemmend, alsof hij wilde zeggen dat hij maar al te goed wist hoe drankverslaafden met elkaar om gingen. Hij deed het niet.

`Tweeënvijftig messteken`, vulde Gerrit aan. `tweeënvijftig alsof minder niet had gekund om Leo het loodje te laten leggen. Waanzin.` Gerrit kuchte en stak vrijwel gelijk een sigaret aan. Na de eerste inhalatie kuchte Gerrit nog een keer zwaar. `Moet je weten dat ik met die gasten nog weleens een potje bier had gedronken op straat. Los van elkaar best prima kerels. Die ene, Martijn, daar was wel wat mee, hij wilde niks meer. Maar daarom ga je toch niet iemand omleggen. Dat doe je niet!`

`Hij is na die steekpartij gewoon het huis uit gelopen, alsof het een doodnormale ochtend was. Geschift, toch! En toen schijnt die vent nog een tijd in de stad rond gehangen te hebben. Opeens had ie gezegd tegen een kameraad dat hij iets ergs gedaan had. Iets verschrikkelijks. Daar kwam het verhaal, tot in de details. Lekker, zo voor de koffie`, ging Gerrit door met een gedrevenheid dat hij er, ondanks de gruwelijkheid, van genoot om dit verhaal aan Paultje te vertellen. `Die kameraad, ik ken hem, heeft hem er toen toe overgehaald om zich te melden op het politiebureau. Ach, je moet weten, die jongen had niks meer te verliezen.`

Paultje merkte dat hij stond te trillen op zijn benen en wist eigenlijk niet of het kwam door de koude die hem omsloot, of door dit koud makende verhaal.

`En weet je`, vervolgde Gerrit zijn verhaal, `ze zijn samen naar het bureau gelopen. Er kon er maar een terug lopen`. Almelo was direct op de hoogte tot en met de meest gruwelijke details. Dat steken zit wel bij hem in de familie. Zijn broer zit er al voor vast en zijn vader schijnt ook weleens iemand aan het mes te hebben geregen`.

Paultje knikte wat meewarig. Wist zich geen houding te geven bij deze man die zo op ging in zijn verhaal.

Hoofdstuk 11