dinsdag 8 maart 2011

Twee voor Twaalf. Achterflap tekst

Hoe een hondje met marginale afmetingen contact tussen een terminaal zieke vader en zijn zoon die lijdt aan Korsakov onmogelijk maakt. Ondanks de wens, die diep geworteld is in de statige oude man om zijn zoon nog één keer te zien, wil hij geen duimbreedte toegeven om de hond aan zijn zoon terug te geven. De zoon blijft vastgegroefd in zijn gedachten dat hij eerst het hondje terug wil hebben voordat hij zal nadenken of hij zijn vader opzoekt.
Er is geen tijd. Over een week staat de dodelijke injectie op de agenda.
Lijkt het onmogelijk mogelijk te kunnen worden voordat het onomkeerbaar is?

zaterdag 5 maart 2011

Laatste week

`Die is ook kapot`, sprak de fier rechtop zittende man met een relativerend lachje rond zijn mondhoeken.
`Ik had wel verwacht dat hij niet zou komen, een kans van fifty fifty.`
Ik knikte, wist dat het ondanks zijn kansberekening een pijnlijk moment was.
Als een mens in de waan verkeerd eeuwig hier te zijn, zijn momenten  meestal alledaags. Pas ervaren in de context van de vergankelijkheid is elk moment bijzonder.
De man bewoong met zijn bovenlichaam naar voren en pakte een weekagenda waarop een pen aan vast geklikt zat. `Op de elfde krijg ik mijn injectie en op de vijftiende lig ik daar aan de overkant`. Hij wees met rechtervinger naar het gebouw dat zich schuin beneden bevond. `Dankzij mij staat het er nog. De bedoeling van de gemeente was om het af te breken en ik mij daar met succes tegen verzet. Daarom wil ik daar liggen'.
De schoonzoon, een vijftiger met grijs haar dat alle kanten opstaat, vroeg of ik iets wilde drinken. `Koffie, thee? Jan wat wil jij?'
`Ik neem thee, zei de man met enige vastberadenheid in zijn stem.
`Ik wil ook thee', zei ik
De man liep naar de keuken. Ik hoorde de waterkoker aan gaan. Er viel iets wat een boel kabaal maakte. De man in de zwarte draaistoel wilde praten en keek mij met vriendelijke oogopslag aan.
`Het begon al op zijn dertiende. Er was een Fries feest in de stad. Kraampjes in de Grote straat en een proeflokaal van Sonnema. Robert is daar heengegaan met een vriend. Hij kwam aangeschoten thuis.
De stofzuiger in de keuken werd in werking gezet. `Wacht daar toch mee`, zei de man. `De thee is gevallen`, gaf de schoonzoon als verklaring voor alle activiteiten die niet zichtbaar waren maar wel pregnant hoorbaar.
`Robert bleef drinken. Ik merkte op een bepaald moment dat de inhoud slonk van de jeneverfles. Ik zette streepjes op de fles. En dan opeens was de fles weer vol.'
Ik begin te vertellen waarom Robert vanmiddag niet met mij mee wilde hierna toe. `Hij zegt dat hij het niet doet en niet kan omdat zijn hondje hier is`.
`Ja, het hondje. Het hondje dat hier goed heeft en helemaal is hersteld`, zucht de statige man.
`Ja, het is een onoverkoombare hindernis. Eerst de hond terug, dan zal Robert nadenken of hij bij u langs komt', zeg ik zo duidelijk mogelijk.
`Daar komt niks van in. Het hondje blijft hier, hoe dan ook', klinkt het stellig en overtuigend. Ik voel dat inzake de hond er geen duimbreedte zal worden toegegeven. Ook niet als er geen contact meer tot stand komt met de oudste en enige zoon die hij heeft voortgebracht.



De man stond op uit zijn rolstoel nadat hij `ik heb een pistool` had gezegd en was door mijn non verbale reactie niet te weerhouden om het ook te laten zien. Ik had aan de woorden genoeg. Hij deed de deur open, bukte en pakte een plastic tas van de onderste plank. De man haalde er een apparaat uit dat onmiskenbaar voor een pistool kon doorgaan. Veel aandacht wilde ik niet schenken aan het ding. De man stopte het terug in de tas en na enkele seconden zat de man weer net zo ontspannen in zijn rolstoel als voor de vertoning.