maandag 13 februari 2012

Buitenspel

>
Stations zijn per definitie onpersoonlijke gelegenheden, ook al maken er duizenden mensen per dag gebruik van.  Aan het eind van de dag worden alle sporen uitgewist door schoonmakers met een houding van ' je moet toch wat'. Verder zijn er alleen nog haastige lieden die hun aansluiting niet mogen missen en dronkenlappen. De man op perron drie was een toonbeeld van rust.

Valius staarde naar drie lichtjes in de vorm van een driehoek en keek  er naar als een kind dat zijn verjaardagscadeautje in de smiezen heeft en  weet dat hij het zo mag uitpakken.
 "Valeriaantje", klonk het achter Valius. "Zeg kerel, wat doe jij hier op dit perron? Ach, natuurlijk, jij moet je vrouwtje ophalen, is het niet?"
Valius draaide zich om en keek recht in de ogen van Kraaijenvelt.
"Jij ook met de trein?" bracht Valius uit.
 "Inderdaad, ook. Trouwens, je vrouwtje leek mij niet in een beste stemming."
 "Oh", prevelde Valius nonchalant, hij wist dat ze nooit in een beste stemming verkeerde.
 "Nou Valeriaantje, de mazzel en zet hem op vannacht."
 "He, ze doen de deuren van de trein al dicht terwijl mijn vrouw nog niet is uitgestapt", riep Valius met overslaande stem. De rangeerders liepen onverstoorbaar langs en Kraaijenvelt zag het schouwspel lacherig aan.
 "He, hè.....doe die deuren open.......mijn vrouw", brulde Valius.
 "Zeg, wat is hier aan de hand?" vroeg een man met een walkietalkie in zijn hand.
 "Mijn vrouw zit nog in die trein".
 "Ik kan u verzekeren dat deze trein leeg is".
 Kraaijenvelt keek de rangeerder wat meewarig aan en haalde zijn schouders op waarmee hij zei: 'die man is niet wijs.'
 "Nee, dat kan niet. Ze zou hier in zitten".Valius verloor al zijn uiterlijke rust en zijn eeuwige innerlijke onrust, die voortkwam uit de angst om zijn vrouw te verliezen, kreeg ruim de overhand.
 Valius begon te gillen: "Daar zit mijn vrouw". Hij bonkte met zijn vuisten tegen het glas van de deur. Valius begon harder te slaan, maar het effect werd minder omdat de trein zich in beweging zette. "Verdomme, stop die trein...mijn vrouw...stop!"
 De rangeerder maakte met zijn hand een telefoon gebaar en Kraaijenvelt knikte.
 "Zeg Valius, jouw vrouwtje is mooi verdwenen. Het is te laat, het is toch al gebeurd".
"Wat is gebeurd?" zei Valius terwijl hij nog met zijn vuisten in het luchtledige sloeg.

"Ja, dat vrouwtje van je, bij wie jij zo onder de plak zit, heeft zich prima vermaakt."
Beelden uit  de fabriek kwamen boven. Samen begonnen als schoolvrienden,  maar al snel werd Valius het middelpunt van pesterijen.
 "Waar is ze?  Je kent haar toch”, zei Valius met overslaande stem.
 Nou en of dit kennen is jochie", bulderde Kraaijenvelt.
 "Wat heb je uitgespookt?" De woorden kwamen moeizaam uit de mond van Valius. Tranen in zijn ogen.
 Bevend stond Valius met opgeheven vuist voor zijn rivaal. De vuist kon zijn werk niet doen, want twee agenten grepen hem hardhandig beet. Valius zakte in elkaar.
 "Goddank, u bent net op tijd. Die man is gek", zei Kraaijenvelt schamper.


Martin Hartog

Buitenspel

Stations zijn per definitie onpersoonlijke gelegenheden, ook maken er duizenden mensen per dag gebruik van. Aan het eind van de dag worden alle sporen uitgewist door schoonmakers met een houding van ' je moet toch wat'. Verder zijn er alleen nog haastige lieden die hun aansluiting niet mogen missen en dronkelappen.
De man op perron drie was een toonbeeld van rust. Valius was op tijd van huis gegaan om zijn vrouw van de trein te halen. Hij wist niet beter of ze zou nog een nacht bij haar moeder blijven. Hij regeerde ook heel verbaasd toen zij kort door de telefoon zei:" ik kom met de laatste trein naar huis."
Hij besloot haar op te halen om uiting te geven aan zijn opgewektheid. Hij vermaakte zich altijd wel alleen, maar hij verloor toch de regelmaat uit zijn leven. Iedere maand ging zijn vrouw naar haar moeder toe. Aan Valius werd niets gevraagd.
Drie lichtjes in de vorm van een driehoek werden zichtbaar in de verte. Valius staarde er naar als een kind dat zijn verjaardagscadeautje in de gaten krijgt en weet dat hij het zo mag uitpakken.

De treinstellen gleden langs het perron en kwamen net voorbij Valius tot stilstand. Bij het laatste piepje kwam Valius in beweging. Hij kon de passagiers die als eerste naar buiten kwamen goed zien. Hij wist dat zijn vrouw niet meer tot die voorhoede behoorde, sinds haar dramatische val tussen trein en perron.

"Valeriaantje", klonk het achter Valius. "Zeg kerel, wat doe jij hier op dit perron? Ach, natuurlijk, jij moet je vrouwtje ophalen, is het niet?"
Valius draaide zich om en keek recht in de donkere ogen van een oud-collega.
"Jij ook met de trein?" bracht Valius uit.
"Inderdaad, ook. Trouwens, je vrouwtje leek mij niet in een beste stemming."
"Oh", prevelde Valius nonchalant, hij wist dat ze nooit een beste stemming verkeerde.
"Nou Valeriaantje, de mazzel en zet hem op vanacht."
"He, ze doen de deuren van de trein al dicht terwijl mijn vrouw nog niet is uitgestapt", riep Valius met overslaande stem. De rangeerders liepen onverstoorbaar langs en Kraaijenvelt zag het schouwspel lacherig aan.
"He, hè.....doe die deuren open.......mijn vrouw", brulde Valius.
"Zeg, wat is hier aan de hand?" vroeg een man met een walkie-talkie in zijn hand.
"Mijn vrouw zit nog in die trein".
"Ik kan u verzekeren dat deze trein leeg is".
Kraaijenvelt keek de rangeerder wat meewarig aan en haalde zijn schouders op waarmee hij zei: 'die man is niet wijs.'
"Nee, dat kan niet. Ze zou hier in zitten".Valius verloor al zijn uiterlijke rust en zijn eeuwige innerlijke onrust, die voortkwam uit de angst om zijn vrouw te verliezen, kreeg ruim de overhand.
Valius begon te gillen: "Daar zit mijn vrouw". Hij bonkte met zijn vuisten tegen het glas van de deur. Valius begon harder te slaan, maar het effect werd minder omdat de trein zich in beweging zette. "Verdomme, stop die trein...mijn vrouw...stop!"
De rangeerder maakte met zijn hand een telefoon gebaar en Kraaijenvelt knikte.
"Zeg Valius, jouw vrouwtje is mooi verdwenen. Het is te laat, het is toch al gebeurd".
'"Wat is gebeurd?" zei Valius terwijl hij nog met zijn vuisten in het luchtledige sloeg.
'"Ja, dat vrouwtje van je, bij wie jij zo onder de plak zit, heeft zich prima vermaakt."
De beelden uit de tijd dat zij samenwerkten in de fabriek kwamen boven. Eerst als naaste collega, bijna vriendschappelijk. Maar al snel werd Valius het middelpunt van pesterijen.
"Stop die onzin.Vertel mij waar ze is! Je kent haar toch ook",  zei Valius met overslaande stem.
"Kennen, kennen. Nou en of dit kennen is jochie", bulderde Kraaijenvelt door de stille nacht.
"Wat heb je uitgespookt?" De woorden kwamen moeizaam uit de mond van Valius. Tranen in zijn ogen. De meest afschuwelijke beelden schoten door zijn hoofd.
"Je kan je wel indenken wat zich op een donker rangeerterrein kan afspelen."
Bevend stond Valius met opgeheven vuist voor zijn rivaal. De vuist kon zijn werk niet doen, want twee agenten grepen hem hardhandig beet. Valius zakte in elkaar.
"Goddank, u bent net op tijd. Die man is gek", zei Kraaijenvelt schamper.




Verstuurd vanaf mijn iPad

vrijdag 10 februari 2012

Verkeerde Vrienden

Met de meeste mensen die ik als bemoeizorger bezoek, krijg ik contact en in bijzondere gevallen ontstaat er echt contact. Met Gert was er zelfs sprake van zielsverwantschap. Gert, begin veertig, zei te balen dat ik als hulpverlener in zijn leven was gekomen. ` als we elkaar in een andere setting hadden ontmoet, jij dus niet in de rol als hulpverlener, zouden we dan vrienden zijn geworden?` Een cruciale de vraag die om zoveel tijd werd gesteld. Met antwoord dat dit mogelijk was, heel goed mogelijk.
De bakermat was voor ons beiden een gereformeerd nest. Degelijke ouders die het goed met hun kroost voor hadden. Herkenning was ook ons verblijf op twintig jarige leeftijd op een kibboets in Israel. Zoekend naar de zin van het leven, bij de dag leven en genieten van al het moois. Drank vloeide rijkelijk. Gert begon zijn drankloopbaan. Ik was in staat om het drinken te beperken en de regie over mijn leven te houden.
Gert vroeg mij weleens wat ik nu eigenlijk nog voor hem kon doen. Volgens de huisarts zat hij in het lichaam van een 80-jarige. Hij bleef drinken en was er van overtuigd, na meer dan veertig opnames in klinieken, dat hij niet meer kon stoppen. En tijdelijk gestopt, vond hij het leven saai. De `rock en rol `was weggeëbd uit zijn bestaan en de dagen regen zich treurig aaneen. Maar drinken is een dagtaak en Gert zei al schuivend van zijn stoel naar de koelkast: `alcoholist zijn is topsport`.
Al kon ik qua behandeling niet zoveel uitrichten, ik bleef komen. Wij hadden het over A.F.Th. Zijn leven in de breedte, breed uitgemeten in de cyclus Tandeloze tijd. Gert’s leven was smal, speelde zich af  in een geel gerookte woonkamer. Niet veel later vertrok hij naar een verzorgingshuis. Daar praten we door, luisterden naar Nick Cave. Hij bleef het jammer vinden dat ik geen `biertje`mee dronk. Dat konden we niet gezamenlijk delen, wel de poëzie die hij voordroeg en de muziek die volgens Gert in de roes veel mooier was. Ik nam genoegen met de mindere versie.
 
Drinken bleef Gert doen om zijn gemiste kansen. De fotograaf die hij wilde worden maar ondanks zijn artistiek talent niet tot bloei kwam. Mijn gemiste kans is schrijver willen worden die ik niet ben geworden. Zijn verloren liefdes, stukgelopen relaties, mijn mislukte relaties die op veel pijn zijn uitgedraaid. De vergankelijkheid, onze vergankelijkheid. Muziek maakte  mismoedig, het onafwendbare van het menselijk lot, met de dood tot gevolg.
Gert deed een langdurige opname, maar het niet drinken gaf hem niet zijn levenslust terug. Samen gingen we op pad, naar een woonplek zoeken. Lange autoritten, gesprekken en de muziek van Nick Cave. Het was voor Gert niet de weg, en hij deed op een theatrale manier een zelfmoordpoging in het Theater hotel. De aftakeling volgde, lichamelijk en geestelijk. Contact bleef, maar met het besef dat ik niet meer kon doen dan toekijken. IJzige verwijdering.
Op een koude decemberochtend stond ik aan zijn graf, een vriend die de bevroren grond in ging.