donderdag 8 december 2011

Buitenspel

Alcoholverslaving is een rode draad door de roman die hier in wording is. Tipje van de sluier: er zijn meer draden door deze roman gesponnen die elkaar aan het eind lijken te vinden, of toch niet?
De verslaving die mensen meevoert een diep ravijn in. Eenmaal daar valt er nauwelijks meer een uitweg te zijn. Of toch?
En waar staat de bemoeizorger in het geheel? Is hij vrij van destructieve elementen in zijn leven?
Laat u meevoeren in de maalstroom van diep menselijk leed. Dertien personages, uit het leven gegrepen, meegesleurd in het zojuist benoemde ravijn. Daar op de bodem komt er een breekbaar contact tot stand met de bemoeizorger. Lukt het om uit dit dal te ontkomen.?
Wie komt u tegen?
De gokker, de man die geen geld meer had om te eten en meer dan twee weken niet at. Elke maand het gehele inkomen naar de filistijnen.Amper een stokje over om op te knabbelen.
De geamputeerde drinker. Jong begonnen, milieu en woongeving zijn bepalend voor het drinkgedrag dat deze man zich eigen maakt. In het ravijn wordt hij geconfronteerd met de lichamelijke schade die hij heeft opgelopen door zijn drankinname. De voet is hij kwijt. Valt er nog iets te redden, een race tegen de tijd en de verslaving.
De man met de `eenzame dorst` is behelst door de radeloosheid en onbegrensde paniek bij het alleen zijn. Dorst blijft en drinken verergerd de al bereikte ellende al nog maar meer.
De man die veertig jaar heeft gebruikt om ware identiteit voor zichzelf te verhullen. Nu voelt hij zich en vrouw en zucht, de eewige zucht is als de spreekwoordelijke sneeuw voor de zon verdwenen.
Bij de vergeten dorst is de man met korskov niet te vangen door de hulpverlener. Man ziet geen probleem, groot voordeel, maar om in Cruffs filosofie voort te borduren: er kleven nadelen aan. Rampzalige nadelen die het leven in de hand nemen.
Te slim om niet in de dranktang te vallen. Hoogbegaafde man met traumatische ervaring raakt alles kwijt, leeft in het land der illusie, maar dit land van de illusies is bikkelhard. Veel genadelozen dan de burgermaatschappij waar de gemiddelde man deel van uit maakt.

dinsdag 6 december 2011

Het Hoofdpijndossier


 
Er zijn patiënten die je als hulpverlener soms wel kan….
Meneer D. was zo’n man, een alleenstaande man van middelbare leeftijd. Gescheiden en geen contact meer met zijn kinderen. Zonder werk, zonder inkomen. Wel woonde hij nog lange tijd in een luxe woning. De financiële situatie werd met de dag rampzaliger. Enorme achterstand met de hypotheekbetalingen. Gigantische roodstand. Het begon met de afsluiting van de elektriciteit, een maand later volgde het gas. En overal in de woning lagen stapels rekeningen. Meneer leefde van een leenbijstand. Eten en drinken kon hij er goed van want de rekeningen liet hij onbetaald.

De claim die hij op mij legde was een echte energievreter. Soms leek het er sterk op dat hij mijn werkgever was die de actiepunten doorgaf die ik moest uitvoeren. Hij stelde zich zeer afhankelijk op. Aan de andere kant bleef hij zijn eigen zaken regelen, zodat het lang duurde voordat de ernst van zijn situatie duidelijk werd. Deed ik niet wat hij mij vroeg, dan was of de verstandhouding voor even verstoord of hij zette zich er direct overheen door over een ander onderwerp te beginnen. Later bleek vaak wel dat hij had geprobeerd om een ander voor zijn karretje te spannen.
De hulpverlening, incluis mezelf, kan wel zeggen waar de oorzaak van al dit leed in lag verscholen: drank. Dit in combinatie met de persoonlijkheid van deze Meneer D. Hij stelde zijn eigen diagnose: hij was niet verslaafd. Hulpverlening vanuit de verslavingszorg zag hij ook maar als een blok aan zijn been. Hij ontkende niet te drinken, maar hij deed dit alleen als hij een `bui` had. En die buien kwamen in het voor- en najaar. Ik kon niet anders dan vaststellen dat een jaar voor deze meneer slechts bestond uit deze twee seizoenen.
De indruk die deze meneer op mij heeft achtergelaten is dat hij niet in staat was om de realiteit onder ogen te zien. Hij bleef de meneer spelen, bleef hopen op genoegdoening van zijn werkgever, hopen op een financiële tegemoetkoming. Er was geen houden meer aan en het web waar hij in zat sloot zich.
Wat heb ik mij druk gemaakt voor deze meneer. En om de zoveel tijd stelde hij mij de legendarisch geworden vraag: `Vertel mij nu eens één ding wat je voor mij hebt gedaan? Ach nee, geef maar geen antwoord, want het antwoord weet ik al. Helemaal niks!’

Martin P. Hartog

Gokken met verlies



Na een melding van de woningbouwvereniging ging ik in juni weer naar Daan* toe. Er was een huurachterstand van enkele maanden. Daan had zijn baard laten staan, maar deze baard kon zijn ingevallen gezicht niet verbloemen. “Hallo”, was mijn eerste woord. “Kom verder“, klonk het schuchter.
De woonkamer van deze 44-jarige man is onveranderd sinds mijn laatste bezoek een jaar eerder.
“Ik had je al verwacht, eigenlijk meer gehoopt, dat jij zou komen”, zei hij als we zitten.
“Het gaat niet goed hé? Heb je geld voor eten?” vroeg ik. Een hoofdschuddend nee is het antwoord. Op mijn vraag wanneer hij voor het laatst had gegeten antwoordde hij: “Ruim twee weken geleden.”


Daan heeft een gokprobleem. Daan speelt roulette, omdat hij dit de snelste manier vindt om geld te winnen. “Ik heb er zelf totaal geen invloed op. Het zijn 36 getallen en ondanks alle kansberekening die mensen er op los laten, is alles mogelijk. Je moet gewoon mazzel hebben. Ja, en met winst ga ik grover spelen.”  Het gokken werd pas echt een probleem toen mijn moeder in 2008 het huis uit ging. Ik betaalde altijd netjes mijn kostgeld en daardoor had ik de beschikking over voldoende geld, zonder in de echte problemen te komen. Ik nam het huis over en kreeg te maken met hogere vaste lasten. “ In 2009 zocht hij contact met Tactus en begon met de online behandeling Gokkendebaas.nl. `Ik vond dit te vrijblijvend. Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik niet helemaal eerlijk was in mijn uitlatingen.’

Begin 2010 deed de woningbouw de eerste melding bij bemoeizorg. Huurachterstand en  Daan zat er helemaal door heen. Zijn broer nam toen de financiën over en zorgde dat de achterstanden werden betaald. Bemoeizorg verwees Daan door naar Behandeling en begeleiding. Daan zegt dat het toen  goed ging omdat zijn broer de financiën beheerde en dat zijn computer de deur uit was. Hij kon niet gokken.

Inmiddels gaat het beter met Daan. Hij heeft een Stadsbankrekening en de vaste lasten worden betaald. Er is een afbetalingsregeling met de woningbouwvereniging. De ontruiming is voorkomen. Hij heeft weer contact met zijn familie. Vorig jaar augustus heeft hij het beheer over zijn eigen geld weer terug genomen van zijn broer. Hij had werk en daardoor meer geld. Dat geld wakkerde echter de zucht om te gaan gokken te sterk aan om er weerstand aan te bieden. Hij ging weer naar het casino. In december is hij gestopt met werken Hij stopte omdat hij niet langer met een nul uren contract wilde werken. De afgelopen maanden ging het bergafwaarts. Zijn uitkering ging elke maand vrijwel direct naar het casino. Hij verloor elke keer alles. Hij kwam in een vicieuze cirkel terecht. Hij hoopte, tegen beter weten in, een keer winst te maken en zo in één klap van alle schulden af te zijn. Hij verbrak alle contacten met zijn moeder en zijn broers. Eenzaamheid en isolement waren het gevolg.

Over het vrijwillig tekenen van een toegangsweigering van het Casino wil Daan niet weten. “Ik wil de vrijheid houden om er heen te gaan als ik dit wil.” Hij vertelt dat hij nooit is aangesproken, laat staan geweigerd. Hij vindt die preventie van het casino een wassen neus. “Het zijn immers wel hun inkomsten.” Daan zegt de probleemgokker er zo uit te halen in het casino. “Ze zijn vaak alleen, maken geen stennis en als ze zware verliezen hebben kan je dit zien aan hun lichaamstaal en ingehouden agressie. De maatregelen die het casino neemt, neem ik met een korreltje zout. Ze knijpen een oogje toe. Je kan in betrekkelijke anonimiteit gokken in een casino”, zegt hij waar hij aan toevoegt: “Het gokken thuis achter de computer is helemaal anoniem. “

Daan: “Ik denk dat het moeilijk is om een gokker te helpen. Ik denk dat je het echt zelf moet willen. De hulp die ik heb gehad heeft de aandrang om te gaan gokken niet verminderd, wel de praktische omstandigheden waardoor ik nu niet kan gaan gokken. Wat werkt is dat mijn geld nu bij de Stadsbank is. Ik zoek nog naar handvatten voor het gokprobleem.”
Het gokken beschrijft Daan als een roes, het binnengaan van een tunnel. “Ik ben gefixeerd op het bedrag dat ik zou kunnen winnen. Op dat moment denk ik niet aan de consequenties. Die consequenties besef ik maar al te goed bij het uitlopen van het casino. Als ik mijn gehele maandinkomen in één keer heb verloren. De drijfveer van mij om te gokken is om te winnen. Bij mij is het altijd alles of niets.” (MH)



                                                                                                                                             *Daan is gefingeerde naam

Begraven of cremeren?

       

Nooit meer verlangd,
nooit meer gemist, uitgewist



Op een maandagochtend voor tien uur, is een overleden Tactuscliënt in Almelo gecremeerd. Er was niemand bij.

De man had alleen een schoonzus met wie hij een marginaal contact onderhield. Hij had geen uitvaartverzekering want hij wilde zijn lichaam na overlijden aan de wetenschap geven. Alleen liet hij het bij deze uitspraak en regelde vervolgens niets. Zijn lichaam ging niet naar de wetenschap.
Als zijn hulpverlener zat ik op de ochtend na het overlijden van de man samen met de schoonzus in het mortuarium van het ziekenhuis. De schoonzus nam de verantwoordelijkheid niet op zich om de uitvaart te regelen. Dit is te begrijpen want er was nauwelijks contact tussen hen. Dat betekende dat de uitvaart door de gemeente geregeld moest gaan worden.
“Begraven of cremeren?”, vroeg de patholoog-anatoom werktuiglijk. Zowel de schoonzus als ik hadden deze vraag nooit aan de betrokkene gesteld. Hij wilde immers voor de wetenschap gebruikt worden.



Tekstvak: KADER
In 2009 zijn er bijna tachtig cliënten van Tactus overleden. Daarvan zijn er negenendertig geregistreerd als alleenstaande, drie mensen dakloos en van acht mensen is de leefsituatie onbekend. Hoeveel daarvan zonder familie/nabestaanden zijn, is niet uit deze cijfers te halen. 
Ieder jaar overlijden in Almelo ongeveer drie mensen die geen familie meer hebben of van wie geen nabestaanden kunnen worden opgespoord. Volgens de wet op de lijkbezorging (WLB) is de gemeente verplicht een uitvaart te regelen waar geen opdrachtgever voor is. Dat hoeft de gemeente niet onmiddellijk te doen, alleen als na het zoeken van nabestaanden en na enkele dagen (maximum 5) duidelijk is dat niemand anders iets doet. De gemeente betaalt dan ook de uitvaartondernemer die een en ander uitvoert en heeft het wettelijk recht om de kosten te verhalen op de nalatenschap en op de nabestaanden (echtgenoot, kinderen). Het principe van de WLB is dat de gemeente in het belang van de volksgezondheid en de openbare orde zorgt dat de overledene “bezorgd” wordt en dat nabestaanden zelf de kosten moeten dragen en niet de belastingbetaler.
De ambtenaar van de gemeente vervult de rol die normaal een familielid uitvoert. In Almelo wordt deze taak waargenomen door de heer Eshuis. `Vorig jaar was een topjaar, al klinkt het misschien wat ongepast in deze context. Er is toen voor vijf mensen een uitvaart geregeld`, zegt de heer Eshuis. Bij veel gemeenten is het bewust beleid om de uitvaart zo sober mogelijk te houden, om te ontmoedigen dat mensen te makkelijk van deze mogelijkheid gebruik maken.
 















In Almelo is de ervaring dat er ruimte is voor overleg en bij begraven is er de mogelijkheid om aanwezig te zijn op de begraafplaats.
De gemeenteambtenaar regelt daarna ook de complete afhandeling die gebruikelijk is na iemands overlijden. Dat kan inhouden dat de woning leeggehaald moet worden. Hierbij wordt zorgvuldig te werk gegaan. Voordat er ook maar iets verplaats wordt in de woning, wordt alles gefotografeerd. Persoonlijke zaken worden doorgenomen en indien er toch iemand is die meent aanspraak op iets te maken, kan er in overleg persoonlijke spullen worden overlegd. Verder wordt er gekeken of er spullen van waarde zijn. Deze worden verkocht en het geld wordt besteedt aan de uitvaart. Bruikbare spullen worden in Almelo aangeboden aan het Meubelproject. Hier kan iemand zonder veel financiële middelen gratis meubilair halen. Meestal gaat het grootste deel van de inboedel naar de stort. Elk spoor van iemand wordt uitgewist. `Nooit meer verlangd, nooit meer gemist, uitgewist`, zingt Ramses Shaffy tot slot in zijn lied `de oude man`.

Een door de gemeente geregelde uitvaart is onpersoonlijk. Het noodzakelijke gebeurt. Als hulpverlener moet je je bewust zijn van de leefsituatie van je cliënt, of iemand alleenstaand is. Maak de dood en de zaken die daarmee samenhangen bespreekbaar. Vraag een cliënt of hij een begrafenisverzekering heeft en hoe de uitvaart geregeld moet worden. Anders kan aan jou ook de vraag gesteld worden: `Begraven of cremeren?`(MH)

Kader:
Als u uw lichaam na uw dood ter beschikking aan de wetenschap wilt stellen, dient u bij leven contact op te nemen met een van de Nederlandse universiteiten of met een aan een universiteit verbonden ziekenhuis. De voorwaarden zullen van universiteit tot universiteit verschillen. Geen van de universiteiten zal u kunnen garanderen dat uw lichaam uiteindelijk ook daadwerkelijk wordt geaccepteerd – de vraag of u begraven of gecremeerd wilt worden is met de keuze terbeschikkingstelling dus niet uit de wereld. Een en ander hangt logischerwijs samen met de wetenschappelijke behoefte aan lichamen op het moment van overlijden. Er kan simpelweg een overschot aan lichamen zijn; jaarlijks zijn er circa 500 lichamen nodig. Daarnaast kan ook op basis van de doodsoorzaak worden besloten een lichaam niet te accepteren. Hierbij kan gedacht worden aan een te hoge leeftijd, kanker, besmettelijke ziekten of een ongeluk waardoor het lichaam te ernstig beschadigd is.




vrijdag 2 december 2011

Zonder drama geen leven

'De voet zal er voor de helft afgaan',vertelt John alsof hij een zakelijke mededeling heeft voor een anonieme toehoorder.

donderdag 28 juli 2011

Brief aan de Minister

Geachte Minister Schippers,
Als bemoeizorger laat ik u graag even meekijken in de praktijk van de GGZ. Bemoeizorg is gericht op mensen die zelf niet voor hulp komen. Vaak worden de zorgwekkende zorgmijders gemeld door de woningbouw, de politie of de huisarts.
Vorige week vond ik een overleden iemand in zijn huis, en vandaag doet een lopend lijk de deur open. Mijn schrik is nu nog groter als ik de lijkgrauwe gestalte in de ogen kijk. Hij heeft zijn baard laten staan, maar deze baard kan zijn ingevallen gezicht niet verbloemen. `Hallo`, zijn mijn eerste woorden. `Kom verder `, klink het schuchter.
De woonkamer van deze 43-jarige man is onveranderd sinds vorig jaar. Het ging beter zei hij en hij wilde geen contact meer. Hij is in zijn ouderlijk huis blijven wonen en de inrichting is nog geheel uit de jaren vijftig. Hij leeft vooral op zijn kamertje boven.
`Ik had je al verwacht, eigenlijk meer gehoopt, dat jij zou komen`, zegt hij als we zitten.
`Het gaat niet goed hé.’ Ik ben hier omdat de woningbouw contact met mij heeft gezocht. Maanden huurachterstand.
De man met de holle lege ogen begint te vertellen. Vorig jaar augustus heeft hij het beheer over zijn eigen geld weer terug genomen van zijn moeder. Hij vond werk en had meer geld te besteden. Dat geld wakkerde de zucht om te gaan gokken te sterk aan om er weerstand aan te bieden. Hij ging naar het casino. In december is hij gestopt met werken. De afgelopen maanden ging hij met zijn gehele uitkering naar het casino en verloor telkens alles. Hij heeft met niemand meer contact.
`Heb je nu nog geld?’ vraag ik. Een hoofdschuddend nee is het antwoord. Op mijn vraag of hij eten heeft, krijg ik hetzelfde antwoord en op de vraag wanneer hij het laatst heeft gegeten zegt hij `ruim twee weken geleden.’ Pas over twee weken wordt zijn nieuwe uitkering gestort.
Ik richt mij op het eten, zeg dat ik boodschappen voor hem ga halen. Samen maken we een lijstje. Macaroni is het enige gerecht dat hij koken. Ik zet zijn ingrediënten op papier en vertrek.
Beste minister, het is zomaar een dag uit het leven van een bemoeizorger die er op uit trekt in de stad. De stad met zoveel leed achter de vaak gesloten voordeur. Ik denk dat ik niet hoef uit te leggen dat elke bezuiniging ongepast is. Ik ga er vanuit dat u over voldoende verbeeldingskracht beschikt om te bedenken wat er had kunnen gebeuren als er geen bemoeizorger aan de deur was verschenen.
Met vriendelijke groet,
Martin P. Hartog

dinsdag 14 juni 2011

Dan verkoop je toch gewoon de boot

‘Dan verkoop je toch gewoon de boot’


Geld blijft een rode draad door de hulpverlening in de verslavingszorg spelen. Bijna iedereen heeft een chronisch tekort en af en toe is de financiële situatie werkelijk kritiek, bijvoorbeeld als de ontruiming van de woning daadwerkelijk gaat plaatsvinden.

De oude dame, tachtig heb ik mij laten vertellen zit  tussen mijn cliënt, haar zoon en haar dochter in. Vijftigers zijn haar kinderen. De een met de schaapjes op het droge, de ander met schaapjes die lijken om te komen in de woelige baren van een onstuimige zee. Ze zitten tegenover mij en kijken mij verwachtingsvol aan. Kan de ontruiming voorkomen worden? Alles kan, als er maar voor 17 uur betaald gaat worden. De zus vertelt dat zij heeft overlegd met haar broers en zus en dat geen van hen cash heeft. Dat impliceert ook dat geen van hen de broer kan helpen die al met één been uit huis is gezet. Die enige die over cash beschikt is oma. Cash dat met kleine beetjes is gespaard, weggelegd voor die spreekwoordelijke oude dag die onverwacht snel voor de deur staat bij een mens. `Klop, klop, wie staat er voor de deur? Het is uw oude dag`. Het is oma's begrafenisgeld. Zij kan het zo van haar spaarrekening halen. Eén maar! Ze kan nu niet doodgaan. Ze zal de boot als onderpand nemen. Een zeiljacht in de binnenhaven van de provinciestad.Al zeker een jaar niet mee gevaren. Er is sprake volgens de laatste berichten dat er enig achterstallig onderhoud is aan dit jacht.  

dinsdag 8 maart 2011

Twee voor Twaalf. Achterflap tekst

Hoe een hondje met marginale afmetingen contact tussen een terminaal zieke vader en zijn zoon die lijdt aan Korsakov onmogelijk maakt. Ondanks de wens, die diep geworteld is in de statige oude man om zijn zoon nog één keer te zien, wil hij geen duimbreedte toegeven om de hond aan zijn zoon terug te geven. De zoon blijft vastgegroefd in zijn gedachten dat hij eerst het hondje terug wil hebben voordat hij zal nadenken of hij zijn vader opzoekt.
Er is geen tijd. Over een week staat de dodelijke injectie op de agenda.
Lijkt het onmogelijk mogelijk te kunnen worden voordat het onomkeerbaar is?

zaterdag 5 maart 2011

Laatste week

`Die is ook kapot`, sprak de fier rechtop zittende man met een relativerend lachje rond zijn mondhoeken.
`Ik had wel verwacht dat hij niet zou komen, een kans van fifty fifty.`
Ik knikte, wist dat het ondanks zijn kansberekening een pijnlijk moment was.
Als een mens in de waan verkeerd eeuwig hier te zijn, zijn momenten  meestal alledaags. Pas ervaren in de context van de vergankelijkheid is elk moment bijzonder.
De man bewoong met zijn bovenlichaam naar voren en pakte een weekagenda waarop een pen aan vast geklikt zat. `Op de elfde krijg ik mijn injectie en op de vijftiende lig ik daar aan de overkant`. Hij wees met rechtervinger naar het gebouw dat zich schuin beneden bevond. `Dankzij mij staat het er nog. De bedoeling van de gemeente was om het af te breken en ik mij daar met succes tegen verzet. Daarom wil ik daar liggen'.
De schoonzoon, een vijftiger met grijs haar dat alle kanten opstaat, vroeg of ik iets wilde drinken. `Koffie, thee? Jan wat wil jij?'
`Ik neem thee, zei de man met enige vastberadenheid in zijn stem.
`Ik wil ook thee', zei ik
De man liep naar de keuken. Ik hoorde de waterkoker aan gaan. Er viel iets wat een boel kabaal maakte. De man in de zwarte draaistoel wilde praten en keek mij met vriendelijke oogopslag aan.
`Het begon al op zijn dertiende. Er was een Fries feest in de stad. Kraampjes in de Grote straat en een proeflokaal van Sonnema. Robert is daar heengegaan met een vriend. Hij kwam aangeschoten thuis.
De stofzuiger in de keuken werd in werking gezet. `Wacht daar toch mee`, zei de man. `De thee is gevallen`, gaf de schoonzoon als verklaring voor alle activiteiten die niet zichtbaar waren maar wel pregnant hoorbaar.
`Robert bleef drinken. Ik merkte op een bepaald moment dat de inhoud slonk van de jeneverfles. Ik zette streepjes op de fles. En dan opeens was de fles weer vol.'
Ik begin te vertellen waarom Robert vanmiddag niet met mij mee wilde hierna toe. `Hij zegt dat hij het niet doet en niet kan omdat zijn hondje hier is`.
`Ja, het hondje. Het hondje dat hier goed heeft en helemaal is hersteld`, zucht de statige man.
`Ja, het is een onoverkoombare hindernis. Eerst de hond terug, dan zal Robert nadenken of hij bij u langs komt', zeg ik zo duidelijk mogelijk.
`Daar komt niks van in. Het hondje blijft hier, hoe dan ook', klinkt het stellig en overtuigend. Ik voel dat inzake de hond er geen duimbreedte zal worden toegegeven. Ook niet als er geen contact meer tot stand komt met de oudste en enige zoon die hij heeft voortgebracht.



De man stond op uit zijn rolstoel nadat hij `ik heb een pistool` had gezegd en was door mijn non verbale reactie niet te weerhouden om het ook te laten zien. Ik had aan de woorden genoeg. Hij deed de deur open, bukte en pakte een plastic tas van de onderste plank. De man haalde er een apparaat uit dat onmiskenbaar voor een pistool kon doorgaan. Veel aandacht wilde ik niet schenken aan het ding. De man stopte het terug in de tas en na enkele seconden zat de man weer net zo ontspannen in zijn rolstoel als voor de vertoning.

zondag 27 februari 2011

PRINSENBEEK (ANP) - De politie heeft dinsdag op de A16 (Rotterdam - Breda) een 38-jarige vrachtwagenchauffeur uit Waren (Duitsland) aangehouden die in een file in slaap was gevallen.
De vrachtwagen stond bij het oplossen van de file stil op de rijbaan. De man was in bed gekropen. Politie en een medewerker van Rijkswaterstaat kregen hem maar met moeite wakker. Zijn rijbewijs is afgepakt omdat hij te veel had gedronken, meldde de politie woensdag. De chauffeur was rond 17.30 uur op de A16 ter hoogte van Prinsenbeek in de file gereden.
Omdat hij moe was had hij zijn vrachtwagen stilgezet en was hij in de cabine gaan slapen. De chauffeur ontkende dat hij had gedronken maar zei dat hij zijn rijtijd had overschreden en daarom in bed was gedoken. De man hoopte dat medeweggebruikers hem wel wakker zouden claxonneren.
Paultje pakte het uitgescheurde krantenberichtje weer van de tafel, vouwde het dubbel en stopte het terug in zijn portefeuile. `Tja`, lachen he', zei hij tegen Henk. `Nee, dat rijden in zo'n truck is geen kattepis. En die aanhouding op de A16 heeft grote gevolgen gehad. Natuurlijk had ik gedronken, veel, heel veel. Zo reed ik het beste, maakte ik mezelf wijs`.
`Rijbewijs kwijt geraakt?, vroeg Henk.
`Ja, en baan bij mijn Duitse werkgever. En dat was geen slechte werkgever. Ik verdiende goed als ik tachtig uur per week reed. Maar af en toe was ik zo moe, zo doodmoe. Ik heb wel meer geslapen op ongebruikelijke plekken, op ongebruikelijke tijden.`
Henk schoof wat naar voren omdat hij dacht ingewijd te worden in de geheimewereld, diep verborgen voor buitenstaanders, van het truckersleven.
`Wat!`, zei Paultje met luide stem.
`Ik luister', mompelde Henk, enigszins van zijn a propo gebracht door de uitroep van Paultje.
`Plekken waarvan jij het bestaan niet kent, die het aanschouwen niet waard zijn. Haha, maak ik je nieuwsgierig?`
`Nee, absoluut niet`, Henk dacht dat hij door niet geïnteresseerd te doen, Paultje wel door te laten praten.
Paultje keek Henk aandachtig en zei: `biertje'. Henk knikte.
Paultje stond op van de barkruk en liep door het vrijwel lege café. De barman tapte drie pilsjes. Paultje pakte de eerste aan en dronk dit glas in een teug leeg. Daarna pakte hij de andere twee en liep terug naar de tafel waar Henk met zijn rug naar de bar toe zat. `Alsje`.
`Dank je Paultje', zei Henk en zette het glas direct aan zijn mond.
`En nu? Wat ga je nu doen? Werken?