donderdag 28 juli 2011

Brief aan de Minister

Geachte Minister Schippers,
Als bemoeizorger laat ik u graag even meekijken in de praktijk van de GGZ. Bemoeizorg is gericht op mensen die zelf niet voor hulp komen. Vaak worden de zorgwekkende zorgmijders gemeld door de woningbouw, de politie of de huisarts.
Vorige week vond ik een overleden iemand in zijn huis, en vandaag doet een lopend lijk de deur open. Mijn schrik is nu nog groter als ik de lijkgrauwe gestalte in de ogen kijk. Hij heeft zijn baard laten staan, maar deze baard kan zijn ingevallen gezicht niet verbloemen. `Hallo`, zijn mijn eerste woorden. `Kom verder `, klink het schuchter.
De woonkamer van deze 43-jarige man is onveranderd sinds vorig jaar. Het ging beter zei hij en hij wilde geen contact meer. Hij is in zijn ouderlijk huis blijven wonen en de inrichting is nog geheel uit de jaren vijftig. Hij leeft vooral op zijn kamertje boven.
`Ik had je al verwacht, eigenlijk meer gehoopt, dat jij zou komen`, zegt hij als we zitten.
`Het gaat niet goed hé.’ Ik ben hier omdat de woningbouw contact met mij heeft gezocht. Maanden huurachterstand.
De man met de holle lege ogen begint te vertellen. Vorig jaar augustus heeft hij het beheer over zijn eigen geld weer terug genomen van zijn moeder. Hij vond werk en had meer geld te besteden. Dat geld wakkerde de zucht om te gaan gokken te sterk aan om er weerstand aan te bieden. Hij ging naar het casino. In december is hij gestopt met werken. De afgelopen maanden ging hij met zijn gehele uitkering naar het casino en verloor telkens alles. Hij heeft met niemand meer contact.
`Heb je nu nog geld?’ vraag ik. Een hoofdschuddend nee is het antwoord. Op mijn vraag of hij eten heeft, krijg ik hetzelfde antwoord en op de vraag wanneer hij het laatst heeft gegeten zegt hij `ruim twee weken geleden.’ Pas over twee weken wordt zijn nieuwe uitkering gestort.
Ik richt mij op het eten, zeg dat ik boodschappen voor hem ga halen. Samen maken we een lijstje. Macaroni is het enige gerecht dat hij koken. Ik zet zijn ingrediënten op papier en vertrek.
Beste minister, het is zomaar een dag uit het leven van een bemoeizorger die er op uit trekt in de stad. De stad met zoveel leed achter de vaak gesloten voordeur. Ik denk dat ik niet hoef uit te leggen dat elke bezuiniging ongepast is. Ik ga er vanuit dat u over voldoende verbeeldingskracht beschikt om te bedenken wat er had kunnen gebeuren als er geen bemoeizorger aan de deur was verschenen.
Met vriendelijke groet,
Martin P. Hartog