donderdag 4 juli 2013

Tegen welke prijs

Valius keek op de wekker en zag dat het nog geen vijf uur was. Te vroeg om de dag te beginnen want dan had hij na het middaguur al een hoofd waar hij niks meer mee kon. Hij moest er toch uit, de aandrang was te sterk. Voordeel van even wakker zijn, was dat Valius zijn dromen, die dan vrijwel altijd kwamen, onthield. Na het toiletbezoek liep hij de steile trap op en ging naast zi...jn slapende vrouw liggen. Soms was ze ook wakker maar hield zich slapende om er voor te zorgen dat Valius zich niets in het hoofd haalde.
Valius viel in weer slaap, en deze slaap sleurde hem ongewild de wereld in van de ouderdom. Hij zag zichzelf als hulpbehoevende oude man. Hij keek naar beneden en zag dat er een enorme buik was gegroeid en dat hij op een tweepersoonsbank zat, die hij met zijn achterwerk geheel vulde. Hij schudde even met zijn hoofd en stelde vast dat hij inderdaad fors was geworden.
`Tring`, de bel. Valius probeerde op te staan maar voordat hij ook maar een millimeter had bewogen, stapte een slungelige man met een legergroene pet op het kale hoofd de kamer in. Hij had een dieprood gezicht en de neus had de kleurwedstrijd met voorsprong gewonnen. `Goedemorgen, wat komt u doen?` zei Valius.
`Wat denkt u. Ik ga niet elke ochtend uitleggen wat ik doe. Ik doe wat ik moet doen en verder wil ik het er niet over hebben. Valius keek de man aan in zijn bloeddoorlopen ogen. Die keken hem wazig aan en hij had niet de minste illusie dat hij contact had met deze verschijning die gekleed was in aftandse kledij.
`Wat is de bedoeling`, bracht Valius uit als tweede poging om duidelijkheid te krijgen over mans verschijning op deze ochtend.
`Kom ouwe bok, je hebt weer de hele nacht voor de tv gezeten, maar nu is het tijd om de billen te wassen. Even in de benen. Hup hup.`
Valius begon zich uiterst ongemakkelijk te voelen op zijn eigen bank. Kwam die kerel hem wassen? Die man zag zelf nooit water. Een lichte huivering ging door het gezette lijf.
De man had in de keuken een emmer gepakt en vulde deze met water. De man pakte een theedoek en een vaatdoek en legde dit op een rij op de salontafel. `Zo opa, even staan`, bromde de man die ondertussen een shagje begon te draaien. Valius probeerde op te staan, maar het koste enorm veel krachtsinspanning om op te staan. De leuningen van het bankje kraakte in al haar voegen, maar na veel zuchten, stond Valius voor het bankje. De man, met het smeulende shagje op de lip, kwam voor Valius staan. Hij greep naar de riem en maakte die los. Daarna deed hij de gulp open en de knoop. De broek werd hardhandig naar beneden getrokken, over de enorme buik die nu nog slechts schuil ging onder een groezelig wit hemd. De broek belandde op de enkels van Valius. Koude ruwe handen trokken de onderbroek naar beneden. Valius zag dat de overgordijnen open waren en dat hij recht in het gezicht keek van de krantenbezorgster, een verlopen dame die zo uit een op last van de verantwoordelijk wethouder gesloten woonark van het Utrechtse Zandpad kon zijn gestapt. Zij keek hem niet aan, haar blik lag een dikke tachtig centimeter lager. Valius keek naar beneden en zag alleen maar hemd.
Valius schrok van de eerste aanraking met de natte doek die door zijn billen werd gehaald. `Bukken ouwe’, siste de man in zijn rechteroor. Valius deed een zinloze poging om zich naar voren te laten zakken zodat er ruimte tussen zijn beide bilhelften kwam. De man roesde de doek er nog een paar keer door en volgde daarna met de theedoek. `Dat spul aan de voorkant is voor jezelf en Valius kreeg de natte vaatdoek in zijn hand gestopt. Onwennig zocht zijn hand naar zijn geslachtsdeel dat zich ergens onder aan die buik moest bevinden. Valius wist niet of hij het nu had gevonden of dat hij een vetrol aan het wassen was. Hij gaf met een strak gezicht de doek aan de man, die niet meer deed dan naar de emmer wijzen. Valius gooide de vaatdoek richting emmer, die op de rand terecht kwam en er voor zorgde dat het water uit de doek op de tafel lekte. De theedoek kreeg Valius toegeworpen en hij haalde die maar even voor de sier over de voorkant van zijn lichaam.
`Zo, als je even meewerkt is het klusje zo geklaard. De man liep naar de koelkast en pakte er een pijpje bier uit. `Even een boterham, want ik moet nog twintig man wassen. Mannen hé! Omdat ik niet geschoold ben, krijg ik geen vrouwen toegewezen om te wassen. Schandalig, maar goed ik ben maar een werkloze die hier in Deventer is ingezet om de thuiszorg anno 2015 draaiende te houden. Draaien zal ik`, en om dit te illustreren bewoog hij zijn pols met in zijn hand het flesje bier uit de koelkast van Valius een paar maal heen en weer.
De man boerde na de laatste slok en draaide een nieuw shagje. Valius merkte op dat het vorige shagje op het tapijt was uitgetrapt. `Nou ouwe, niet teveel porno kijken want dan kan ik vandaag nog een keer komen om te wassen.` Verbouwereerd bleef Valius staan, niet bij machte om nog maar één woord uit te brengen. De man liep weer richting koelkast, pakte een nieuw pijpje en vertrok zonder een woord. De deur sloeg hard dicht. Valius keek naar buiten en zag dat de krantenbezorgster was blijven kijken naar dit hele tafereel. Ze lachte op een manier die er voor zorgde dat Valius zich heel klein en nietig voelde ondanks die enorme buik.

`Valius, wakker worden`, klonk het geruststellend naast hem. `Tijd voor koffie`, zei zijn vrouw. `Ja, ja`, zuchtte Valius en stapte monter zijn bed uit. Tegen elke prijs wilde hij gewoontegetrouw de koffie zetten.

Een hersenschudding komt je niet aanwaaien


Valius had met lichte verwondering het kleine berichtje in het ochtendblad opgemerkt. Hierin stond met weinig woorden wereldschokkend nieuws. Het boek met het bekende jaartal van Orwell was  links en rechts ingehaald en niet door de Fyra. De Amerikaanse overheid had in de tweede helft van 2012 informatie over 19.000 Facebook-gebruikers gevraagd. Overweldigende nieuwsgierigheid overviel Valius die door zijn wakker liggen in de afgelopen nacht een enorme druk in zijn hoofd voelde opkomen. Zat hij daar bij? Was zijn Facebook pagina zo prikkelend voor de Amerikanen dat zij dit aan een minutieus onderzoek hadden onderworpen?

Niet dat Valius opzienbarende berichten bij zijn Status plaatste. Hij struinde vooral het internet af op grappige plaatjes die hij met een eigen grap en grol op Facebook zette. Sporadisch werd en geLike’t. Met elf Facebookvrienden was dat ook niet zo verwonderlijk. Het merendeel waren collega’s die zijn vriendschapsverzoeken uit fatsoen hadden ingewilligd. En hij had na lang zoeken een oude schoolvriendin Ans van Dotering terug gevonden. Al was terug gevonden niet de passendste benaming want zij had, zoals Valius zelf, haar geboortestad nooit verlaten. Zij woonde zelfs nog in haar ouderlijke woning. Tot een ontmoeting was het tot dusverre nog niet gekomen. Als er geLike’t werd, was het in tien van de tien keer door haar. Zij was een vrouw van weinig woorden, dus reacties op zijn status bleven uit.

Hoofdschuddend legde Valius de krant opzij toen zijn vrouw beneden kwam. `En, staat er nog iets in’, zei ze terwijl ze richting wc liep. `Nee, niets nieuws,’ bromde Valius wat voor zich uit.

Gelijker tijd schoten allerlei gedachtenspinsels door zijn hoofd. Wat zou het toch geweldig zijn als hij zijn Facebookpagina zo kon inrichten dat de Amerikaanse Overheid voor hém belangstelling kreeg. Zijn hardnekkige gedachte: Wie heeft er nu interesse in mij, liet weer van zich horen. Zijn maalstroom aan ideeën gaven hem ongekende energie.

Valius liep naar het zijkamertje waar al jaren zijn desktop stond. Hij haalde het plastic hoesje van het toetsenbord en drukte op de knop die om de een of andere duistere reden aan de achterkant was gemonteerd. Na hevig gekraak gaf zijn beeldscherm na enkele minuten beeld te zien. Hij klikte op zijn favoriet en opende Facebook.  Valius hoorde zijn vrouw vanachter de vouwdeur roepen: `Nu al achter de computer’, maar haar gestommel verdween al snel naar boven waar ze waarschijnlijk nog even in bed ging liggen. Valius ging nooit meer in bed liggen als hij eenmaal was opgestaan. Intimiteit was een woord uit de geschiedenisboekjes geworden, al zou hun intimiteit daar nooit een plaatsje in krijgen.

Valius zag dat zij zijn laatste berichtje had gelike’t. Het was een nietszeggende krabbel bij een mededeling uit de plaatselijke krant. Een Valse Christusdoorn zou worden gekapt en hij had het stukje op Facebook  gezet met zijn toevoeging: Islamisering in de wereld van ambtelijke vergunningen? Hij keek nog eens naar wie dit leuk vond, maar realiseerde zich tot grote schrik dat er geen Ans van Dotering  stond. Er stond Prism. Hij klikte door en kwam op de pagina van Prism. Valius had het zweet in de handen staan. Het woord Prism was hij net in het ochtendblad tegengekomen. Het kon toch niet waar zijn. Eenmalig een berichtje gepost met een verwijzing naar de Islam en dan direct opgemerkt. Hij drukte standvastig op de uitknop van zijn computer, even vast houden, gepruttel en het werd stil in het kamertje.

`Valius, haal jij even brood`, riep zijn vrouw van boven. `Ok, ok, ik ga al`, zei hij bijna werktuigelijk. In de rij van broodkopers zag hij een man staan die hij nooit eerder bij de bakker had gezien. Een man in het zwart met een grote zwarte hoed en een klein grijsbaardje. Een man op leeftijd die zo uit The Sopranos leek te zijn gestapt. Valius schoof een paar centimeter vooruit en de man kwam achter hem staan. Valius voelde de hete adem in zijn nek. Toen de eerste klank uit de mond van de oude man kwam,  ging er een lichte siddering door zijn lijf. `We watching you every second`. De man moest razendsnel verdwenen zijn want toen Valius bekomen was van deze woorden en zijn hoofd draaide, was de man er niet meer.

Wat aan de ontbijttafel nog een grappig hersenspinseltje leek, was in een uur bestendigd in een angstige, onheilspellende werkelijkheid. Hij haspelde wat toen hij aan de beurt was en kocht slechts één brood terwijl hij normaliter twee broden tegelijk meenam. Hij hoorde in zijn hoofd zijn vrouw hier al over zeuren. Als hij in een verklaring zou vertellen over de man in het zwart, zou zijn vrouw dit afdoen als de zoveelste uitvlucht om geen verantwoording te hoeven dragen voor  huishoudelijke taken.

Hij pakte het brood van de toonbank en door alle consternatie liet hij het wisselgeld liggen. Valius wist niet hoe snel hij de weg moest afleggen naar huis. Om de reistijd te verkorten nam hij de Derde Winkelsteeg wat eerlijkheidshalve de enige steeg was die de winkelstraat verbond met de achterliggende woonwijk. Hij liep kromgebogen met het brood onder zijn arm geklemd de steeg in toen hij een enorme dreun op zijn hoofd voelde. Hij beurde zijn hoofd op om te kijken wie die dreun had gegeven. Hij keek recht in het gezicht van de man met het baardje en de zwarte hoed. Er volgde een tweede dreun en het werd afgemaakt door een keiharde derde. Dit allemaal in de  Derde Winkelsteeg te A.

De groene pet had geen enkele bescherming geboden tegen dit uit het niets opkomende geweld.

 

Wordt vervolgd….

donderdag 13 juni 2013

Geelgroene Ergenissen

Valius laat zich alles aanpraten. Zoals een groene pet en gele sokken. Het enige obstinate dat dan even bij hem opkomt, is dat hij er een rode broek bij wil aantrekken. Maar als schrijver heb je uiteindelijk altijd het laatste woord. Om Valius op zijn leeftijd in een rode broek te laten rondlopen, gaat elk inbeeldingsvermogen te boven. Valius is een man met weinig initiatief, en hij komt pas in beweging als er maar lang genoeg aan hem wordt getrokken. Dat moet u dan weer niet letterlijk nemen.

Valius is een tijdje uit de running geweest. Iemand vond het nodig om op zijn hersenpan te slaan zodat het weinige dat in de bovenkamer zit zo hevig door elkaar is geschud dat een hersenschudding toch niet kon uitblijven. Valius werd door hevige hoofdpijnen gedwongen rustig aan te doen, hetgeen uitmondde in lamlendig op de bank liggen en de boel de boel te laten. Hij meldde zich ziek en zijn werkgever dacht dat dit het moment was om zich van Valius te ontdoen. Ook al was Valius een trouwe werknemer, er ging te weinig van hem uit en reprenstatief voor het bedrijf was hij allerminst. Verjonging was het modewoord en Valius met zijn bijna vijftig jaar had niets sprankelends meer. Ook nooit gehad, maar dit terzijde.

Valius ging naar de huisarts. Zij luisterde met een half oor, en had het advies al verteld voordat Valius was uitgesproken. `Een kwartier iets doen en dan weer plat. Rust dus`, zei ze met een blik in haar ogen waaruit viel af te lezen dat een hersenschudding voor haar een geschenk uit de hemel zou zijn. Valius knikte en bij het maken van de volgende afspraak dacht hij dat hij op die datum wel weer aan het werk zou zijn. Het pakte anders uit. De hoofdpijn had zich als een kwaadaardig gezwel in zijn hoofd genesteld en de pijn kwam altijd weer uit op de plek waar de eerste vuistslag was neergekomen. Valius zat dus na een maand weer in de wachtkamer van de huisarts. Nu op het namiddaguur met het gevolg dat alle mogelijke uitloop van de afspraken voor hem nu het best tot bloei kwamen. Zelfs mensen die veel later de wachtkamer instapte, gingen hem voor. Lijdzaam bleef hij wachten en alleen iemand die hem echt goed kende, zou zijn ergernis van zijn gezicht kunnen aflezen. Maar zo iemand bestond er niet.
`En, lukt het je al om iets langer dan een kwartier vol te houden?’ vroeg de huisarts. `Amper’, zei Valius. `Ik heb het idee dat de hoofdpijn alleen maar erger wordt. `Da’s niet de bedoeling’, zei ze hierop. Ze dook in de computer en toen kwam daar aansluitend het advies uit. Een verwijzing naar de neuroloog want meer hoofdpijn na al die rust was niet verklaarbaar. `En paracetamol, vooral paracetamol blijven slikken.’

Zijn vrouw had nu wel verwacht dat Valius thuis kwam met een strak advies om als de wielewaal aan het werk te gaan. Hevig teleurgesteld dat hij alleen iets mocht doen als het binnen het tijdsbestek van een half uur paste. Valius had voor al zijn bezigheden al gauw meer dan een uur nodig, dus zag ze hem weer neerploffen op de smalle tweezitter.
De neuroloog hoorde een drietal weken later ongeïnteresseerd het monotone betoog aan van Valius. Ze leek even op te leven toen hij zei dat de hoofdpijn op de plek van de inslag, zoals hij het formuleerde, sinds zeven weken alleen maar pijnlijker was geworden. `Ik zal een scan laten maken`, zei ze terwijl ze een verwijsbriefje schreef. Tot twee maal toe beschreef ze hoe Valius via een lange rechte gang direct tegen de balie aan liep van de Röntgenfoto’s. `Daarna zie ik u weer’.

De scan kon al op de volgende dag, om acht uur was een gaatje gevallen. `s middags hing de werkgever aan de lijn om te informeren hoe de vlag er bij hing. `Halfstok’, was de opmerking die volgde. De werkgever mompelde wat over een plan maken, maar dat Valius zich zeker niet moest forceren om aan het werk te gaan.
Valius forceerde zich ook voor geen meter. Hij stond op, hees zich in de kleren van de dag ervoor en strompelde via de overloop, de trap naar de keuken. Koffie en Brinta nam hij tot zich en daarna volgde weinig kwartiertjes die enige activiteit lieten zien.

Valius was altijd al een man geweest die liever niets deed, een zen monnik met gele sokken. Van de buitenkant aanschouwt, leek hij het toonbeeld van innerlijke rust. U kent ongetwijfeld de uitdrukking Schijn bedriegt. Hij kon uren achtereen stil zitten, stil zitten terwijl handelen werd verwacht. Zo is hij een heel weekend naast zijn overleden hond blijven zitten omdat zijn vrouw naar haar moeder was en hij niet kon bedenken waar hij in het weekend met een dode hond heen moest.
Een bezigheid die Valius zittend kon doen en dus hartstochtelijk deed, was autorijden. Valius had nooit haast, nooit een tijdsdruk die amechtig in zijn nek aan het hijgen was. Zo kon het gebeuren dat hij op de provinciale weg de snelheid uit zijn kleine handzame wagentje liet wegvloeien tot onder de veertig kilometer per uur. Medeweggebruikers snapten van dat rijgedrag niets, en maakte dat op de meest agressieve manieren duidelijk. Vaak gingen de koplampen van auto’s achter Valius aan en uit. Valius dacht dan dat mensen hun buitenverlichting aan het controleren waren en dat zijn auto de lampen mooi helder reflecteerde. Valius gebruikte zijn spiegels puur functioneel, als hij wilde afslaan. Hij keek nooit naar de bestuurders achter hem, miste dus de misprijzende tronies van mensen die alles in het werk stelden om hun geduld niet te verliezen, om hem niet uit zijn vehikel te sleuren.

Met de hersenschudding bleef het koperkleurige autootje in de parkeerhaven tegenover zijn woning staan. Zijn vrouw kon niet rijden en deed, zoals altijd de boodschappen op de fiets.
Een week na de scan zat Valius ineengedoken tegenover de neuroloog. Zij was wat gehaast, ze had dienst gedaan in een ander ziekenhuis. Valius hoorde gelaten aan dat er geen bloedingen waren te zien op de foto’s. Ze verwees hem door naar de revalidatiearts. Ze vertelde tot driemaal toe de weg naar de poli van de revalidatiearts. Het koste Valius de grootste moeite om de secretaresse te vinden die de afspraken maakte.
`Ik kom een afspraak maken’, zei hij stamelend. `Volgens de neuroloog moet ik dit doen’. De secretaresse bleef met de rug naar hem toe zitten en staarde naar haar scherm. `6 juni om 14.15 uur’, zei ze zonder hem aan te kijken. `Dan pas, dat is meer dan een maand wachten’, proestte Valius uit. De secretaresse bleef kalm, hoorde dagelijks dit soort uitlatingen. Ze werd er niet warm of koud van. `Het kan wel eerder, 5 juni 14.15.`
`Dat schiet lekker op’, zei Valius en toen zei hij de woorden die hij zich later alleen nog maar kon herinneren: `houdt het maar op 6 juni. Die dag krijgt u van mij cadeau.`

Die maand respijt kwam Valius uitermate rustig door. Hij had zowel zijn vrouw als zijn werkgever voorgehouden dat hij zonder consult aan de revalidatiearts geen inspanningen mocht leveren. Zijn vrouw had zuchtend haar boodschappentas van de grond opgepakt en verdween zonder er verder nog een woord aan te wijden. De werkgever had zijn eigen plan geschreven en dit voorzien van een Valius-paragraaf laten inscannen.

Op 5 juni, klokslag 14.20 werd Valius gebeld. Waarom hij niet op zijn afspraak was verschenen? `Afspraak….die heb ik toch morgen!’, klonk het oprecht verbaasd door deze vraag. `Vandaag,’ zei de secretaresse met een ongeïnteresseerdheid in haar stem die elke tegenwerping van de patiënt op voorhand al tot ongelijk bombardeerde. ` U kunt een andere afspraak maken’. Dat vond Valius goed. `Maar dat duurt wel weer….’, hoorde hij de stem door de telefoon zeggen. 18 juli om 11 uur bij dezelfde dokter.
`Wat’, brieste Valius. Hoe kan dat nu? Ik heb hulp nodig om te revalideren en dan moet ik gedurende mijn herstel wachten op een afspraak?’
`Dan had u vanmiddag maar moeten komen’, was haar bitse antwoord.
`Ik weet waar het mis is gegaan. U zei eerst 6 juni en toen kon 5 opeens ook. Ik zei, houdt het maar op 6. Het komt door de hersenschudding, mijn geheugen en concentratie zijn geheel van de leg.
`18 juli of niet’, ratelde de secretaresse door. `Doet u maar’, schikte Valius zich in zijn noodlot dat er nooit, maar ook werkelijk nooit naar hem werd geluisterd. Uit venijn trok hij de groene pet tot over zijn oren zodat hij de secretaresse die nog wat door lispelde niet meer hoorde.  

zondag 24 februari 2013

Lamgeslagen

‘Oh’, kreun ik en grijp in een reflex met beide handen naar mijn hoofd. Dit doet alleen nog maar meer pijn. Waarom lig ik hier op een matras op de grond in de woonkamer in een smerige, bevuilde broek? Ik zie bruinigheid, bruine smerigheid.

Wat is er gebeurd? Ik mis zonder enige twijfel een stuk van de film. Iets is compleet aan mij voorbij gegaan zonder door mij te zijn opgemerkt. Ik lig en ik bedenk dat ik moet gaan zitten, maar mijn lichaam verzet zich intrinsiek tegen elk mogelijke beweging. Het gevolg is dat ik blijf liggen. Stram en onbeweeglijk met een enorme druk bij mijn linkeroog. Ik probeer dit ooglid te bewegen maar mijn beeld veranderd hierdoor niet. Ik doe mijn rechteroog dicht en het licht is uit, ik zie niets meer. Snel doe ik het oog weer open en laat het daglicht van buiten weer toe. Een paniekerig gevoel overvalt mij, ik moet opstaan, opstaan en lopen. Lopen, heen weer op weg naar nergens. Metafoor voor mijn leven vliegt er als gedachte door mijn troebele brein.
Na lang heen en weer draaien lukt het mij om naast de matras op de grond terecht te komen. Door mijn rechteroog zie ik de houten stoel die onder de hoge tafel staat. Ik grijp naar een spijl maar net op het moment dat ik mijn gewicht verplaatsen wil van de grond naar de rechterarm die de stoel vast grijpt, valt de stoel boven op mij. Ik voel direct een pijnscheut door mijn borstkas gaan.
Hoelang ik bewegingsloos onder de stoel heb gelegen, is niet terug te halen. Het licht van buiten is eller geworden. De straatgeluiden dringen zich meer aan mij op, binnen in dit appartement.
Ik draai om en kan net de tafelpoot aanraken, ik trek mezelf naar de tafelpoot toe en probeer mij zo ver als mogelijk om hoog te trekken. Zo hoog dat ik op mijn knieën kan gaan zitten. Langzaam trek ik mezelf van het tapijt van de grond. Het rechteronderbeen komt vrij van de grond en het kost veel kracht op mijn rechterknie uit te komen.
De minuten verstrijken en lijken uren te worden. Het lukt, het lukt mij om op beide knieën uit te komen. Nu kan ik gaan staan. Nu moet ik gaan staan. Moet, ik kan niet blijven liggen. `Oh’, het hoofd van mij. Bonkend, bonkend van razernij lijkt het wel. Ik wil het uitschreeuwen en ik weet niet of ik uiting geef aan dit gevoel. Het is stil in de flat. Stil, sereen te noemen met het gele zonlicht dat de lucht warm kleurt. `Tik, tik, tik’, tikt het boven mijn hoofd. `Tik, tik….’, gaat het verder. De buurvrouw op hoge hakken is wakker. Bijna gelijktijdig hoor ik een zwaarder gestamp. En dan breekt de hel los boven mij. Een schoolklas in het kwadraat lijkt naar een volgend lesuur te rennen. Mijn hartslag lijkt synchroon te lopen met het steeds sneller wordende getik van de hakken van de buurvrouw. Het bloed wordt zo razendsnel rondgepompt, dat mijn hersenpan uit elkaar lijkt te spatten. Tomeloze energie zorgt er voor dat ik automatisch verder opsta en mij naar de buitendeur begeef. Ik voel niet de dreunende pijn meer in het hoofd, ik voel niet meer de druk op de borstkas. Ik voel razernij, circulerend door mijn hele lijf.


Ik hoor de bel en ik weet direct dat ik moet opstaan. De politie is er. Ik heb gebeld en nu zijn ze er. Ik moet mijn verhaal vertellen, ik moet iemand deelgenoot maken van wat mij is overkomen.
Ik sta op, voel mijn lijf dat protesteert tegen welke beweging dan ook. Ik loop moeizaam naar de voordeur. Hier hangt de interne telefoon en die pak ik in mijn hand. `Ja’, zeg ik emotieloos. `Politie’, klinkt het mechanisch door de hoorn. Ik druk op het knopje en ik hoor het gezoem dat betekent dat de deur beneden open kan. Een stevige trede de trap op. Een ferme klop op de gebroken ruit van mijn deur. Ik doe open en kijk in het gezicht van de agent, de agent die ik ken.
`Zo, meneer De Smet. Kan ik doorlopen. Ik sta achter de kapotte voordeur en doe een stap naar achteren om de agent ruimte te geven om binnen te komen. Ik doe de deur dicht en loop achter hem aan de woonkamer in.
`Zo, die matras is niet schoon`, zei de agent terwijl hij vliegensvlug om zich heen keek om een inschatting te maken hoe de woning erbij stond. Ik keek even met de oogopslag van de agent en zag de berg lege blikjes naast de fauteuil. Die ontging hem natuurlijk ook niet. Had ik gedronken?`Meneer De Smet, vertel eens, wat is de reden van uw telefoontje?`
`Ik ben volledig afgetuigd, volledig in elkaar geslagen door de bovenbuurman. En dat alleen maar omdat ik op zondagochtend naar boven ben gelopen om te vragen of het iets zachter kon. Dat kan dus tegenwoordig niet meer, even aan je buurman vragen of het iets zachter kan. Daarvoor word je direct helemaal afgerost.’

Ik zag dat de agent had plaatsgenomen in de stoel schuin in de hoek, zodat ik in mijn vaste stoel kon gaan zitten. Ik pakte het pakje shag van de tafel en besefte dat ik inwendig trilde. Zo erg trilde dat ik met de grootst mogelijke moeite het pakje kon vasthouden, maar een fatsoenlijk shagje kreeg ik niet gedraaid.

zondag 27 januari 2013

De Man met de Verkeerde Pet

Wie kan een mens nog vertrouwen? In ieder geval niet de mensen die van hard fietsen hun beroep hebben gemaakt. Een man die zegt goede zorg te verlenen roept niet direct een onderbuik gevoel op. Of is dat naïef?

De dakloze, die zich al anderhalf jaar dakloos en overdag doelloos door A. begeeft heeft zich gemeld bij het plaatselijke PGB-bureautje voor zorg. De winter hangt in de lucht en het is bijna kerst. Kerst staat synoniem voor gezellig ergens binnen zitten. De vorige winter was een goede testcase voor hem en die doorstond de 69-jarige man met grandeur en zonder EPO. In augustus begon hij op te zien tegen komende winter. Nog niet wetende dat er voldoende sneeuw zou vallen om een compleet iglo dorp van te bouwen.
Deze man moest voor de winter naar binnen. Het hostel leek nog steeds het beste plan, maar erg hoopgevend was het allemaal niet. Het hostel plan bevond zich nog in de fase van keuzes maken, die zich tegenwoordig vaak voordoet bij pas getrouwde stellen: kopen of huren.
De dakloze man kon ook kiezen voor een opname - heel langdurig - in ieder geval een winterlang tot de vogeltjes zich laten horen. Dit zou wel inhouden dat hij in de winterperiode een soort alcoholslaap zou moeten houden. Ook wel onthouding genoemd. De dakloze stond met zijn rug tegen de muur, helaas niet zijn eigen muur. Hij laat zich aanmelden voor een opname en hij krijgt te horen dat er twintig wachtenden voor hem zijn. Waarschijnlijk kan hij terecht in de zomer van 2014.

Het gesprek van de dakloze en de man van het PGB-bureautje voor zorg beloofde gouden bergen: goede zorg en binnen een week of drie, vier een eigen woning. En dan dagelijks geplande en ongeplande zorg. De dakloze vat even niet hoe nu al gepland kan worden dat er op een later moment ongeplande zorg gaat worden verleend. De dakloze stapt opgemonterd de koude winterlucht in.
`Ze zijn nu aan het sauzen’, zei de man van het PGB-bureautje voor zorg tegen de dakloze man toen hij zijn nieuwsgierigheid niet langer kon bedwingen en had gebeld. `Morgen kan de woning bekeken worden`, voegde man er aan toe.
De volgende dag liep de afspraak mis. De man van het PGB-bureautje voor zorg wachtte achter zijn eigen bureau en de dakloze viel in slaap bij de Hema. De Hema-directie nam hier notie van via een tweet van zijn twitterende hulpverlener en ze namen direct maatregelen om het slapen bij de Hema in de toekomst vrijwel geheel onmogelijk te maken.
De dakloze verwachtte een woning, maar dat is het net niet helemaal geworden. De man kan terecht op een kamer. Een fris gesauste kamer dat als doorstroomwoning gaat fungeren. Totdat de man zijn eigen huis krijgt. `Een week of drie’, vertrouwt de man hem toe. De eerste gesprekken met de woningbouw van A. zijn al geweest en de contacten zijn bijzonder goed, zo laat hij bijna ten overvloede weten.

De hal biedt plaats voor het vervoermiddel van de dakloze man. Vervolgens moet een steil uitziende trap beklommen worden. Merkwaardig is dat de leuning zich bevindt in de bocht van de trap. Net waar de treden versmallen. Daarom zit op dat lastige punt natuurlijk de leuning en is de leuning achterwege gelaten aan de brede kant van de treden. Zuinig omgaan met spaarzame middelen, zoals tropisch hardhout. Boven is het huis, ook al is de eerste verdieping geheel op de eerste verdieping gelegen, niet vrij van trappen. Van wc tot aan de douch en de keuken moeten er twee treden beklommen of afgedaald worden om die ruimte te betreden. De dakloze man benoemt de vele trappen, maar de kamer maakt het goed. Er zit een dak op.
De afspraak die wordt gemaakt is dat de man overdag hier kan gaan zitten en `s nachts voorlopig gebruik blijft maken van de nachtopvang. Het is net voor kerst en het is een warme kerstgedachte dat de bijna ex-dakloze zijn kerst op eigen kamer kan doorbrengen op een hoge stoel en een fauteuil die niet misplaatst zal zijn bij het Openluchtmuseum van A. De man van het PGB-bureautje voor zorg gaat zorgen voor een bed en dan kan de man hier al wonen. De dakloze krijgt een sleutel en de man van het PGB-bureautje voor zorg vertrekt naar zijn kantoor in de binnenstad van A.

De dakloze zit met kerst op zijn kamer en `s nachts slaapt hij in de nachtopvang. Ook de jaarwisseling wordt zo doorgebracht. Een marginaal bestaan met slechts een kleine afwisseling. De eerste vrijdag van het nieuwe jaar is de dag dat de dakloze wordt onttroond van zijn omschrijving van wie hij is. Hij valt nu onder de zorg van het PGB-bureautje voor zorg. Hij kan nu ook slapen op zijn kamer. Vanwege een noodlottige samenloop van omstandigheden valt de dakloze ook letterlijk. Van de steile trap met de leuning die aan het smalle gedeelte van de trap is gemonteerd. Helaas, maar beter vallen in een woning van het PGB-bureautje voor zorg dan ergens op een openbare trap buiten waar de dakloze mogelijkerwijs pas na vele uren door een voorbijganger zou worden aangetroffen. De huisgenoot van de dakloze komt net voor middernacht de woning in. Hij hoort het verhaal van de dakloze aan. Hij treft hem in zijn bed aan, een ijzeren bed met een opengeslagen slaapzak over hem heen getrokken. Hij hoort het verhaal aan. De valpartij, de onmacht om zelf weer in de benen te komen, het roepen om hulp. De voorbijganger die zijn hoofd om de deur had gestoken en hulp was gaan halen. Vreemd klonk het in de oren van de huisgenoot dat mannen met zwarte helmen de dakloze naar boven hadden gebracht. Vast een klap van de leuning gehad, bedenkt hij zich. De huisgenoot belt 112 die snel doorverwijst naar de huisartsenpost. Er zou iemand moeten komen, maar er komt niemand. De voordeur is ook niet gelegen aan de straat waaraan het pand is gesitueerd.
De huisgenoot meldt zaterdagochtend bij de dependance van het PGB-bureautje voor zorg dat de dakloze van de trap is gevallen. Er komt niemand kijken. De huisgenoot zit noodgedwongen op een houtje te bijten en kan ook geen eten kopen voor de dakloze die ook geheel zonder zit. Pas maandag kan de huisgenoot terecht bij de verslavingszorginstelling in A. Gelukkig wordt er naar hem geluisterd en komt er iemand bij de dakloze kijken. Aan haar reactie te zien is zij erg geschrokken van de toestand waarin de dakloze zich bevindt. Ze haalt eten en de dakloze en huisgenoot nemen dit met volle teugen tot zich. De dakloze gaat met de ambulance naar het ziekenhuis. Veel botbreuken door dit winterweer en dus moet hij met veel geduld wachten op een foto. Zowel boven als onder aan zijn lichaam is er iets gebroken. Hij mag blijven. De dagen verstrijken. Zijn vaste hulpverlener van de verslavingszorginstelling komt langs. De man van het PGB-bureautje voor zorg laat zich niet zien. Als na twee weken het ziekenhuis contact met hen opneemt is het antwoord: `Hij was nog niet bij ons in zorg`. De dakloze in het warme ziekenhuisbed krabt zich achter zijn oren. `Niet in zorg, terwijl ik een kamer van hem heb gekregen met de sleutel. Er had zaterdagochtend iemand moeten komen, hier melding van maakte in het dossier, maar niet kwam omdat iemand tegen hem had gezegd dat hij `met dronkenkop van de trap was gelazerd en nu zijn roes lag uit te slapen`.

De dakloze begrijpt nu het bericht uit de krant waarin stond dat daklozen in zorg de helft minder kosten dan daklozen op straat. De dakloze draait zich heerlijk om in zijn bed, genietend dat hij dit nu overdag kan doen.

zaterdag 19 januari 2013

De Man met de Gele Pet


Donderdagmiddag, het liep tegen het eind van een lange werkdag. De beleidsmedewerker van de gemeente heeft zijn computer al afgesloten en is net bezig om zijn broodtrommel in zijn vrijwel lege tas te stoppen.  Het werk zit erop, al is het eerlijker als hij zou zeggen, de werkuren zijn weer voorbij.
De telefoon rinkelt, Harm kijkt door zijn zware zwarte montuur op de display wie hem nu nog via de interne lijn belt. De meeste ambtenaren houden het werken op tijd voor  gezien. Het is de wethouder.
`Ja’, zegt hij met een toon waarbij een lichte geïrriteerdheid niet valt te ontkennen. `Harm, de burgemeester is op tilt. Kom naar mijn kamer, snel`.
Harm legt de hoorn op het toestel en gaat met pasje bewapend naar de eerste verdieping. De verdieping waar echt hout is gebruikt voor de afwerking van de wanden en de deuren. De rest van het gebouw straalt de strakke eenvoud uit die de jaren zestig zo kenmerkte. Het pand is niet voor niks afgeschreven. De raad heeft het plan voor een nieuw stadhuis er door. Die hindernis is genomen, nu nog 58 miljoen vinden. Dit was niet de klus van Harm maar hij kent de beleidsmakers die hier mee bezig waren. Harm doet zorg en welzijn.

`Harm, paniek, vreselijke paniek in de kamer van burgemeester. Ze heeft net contact gehad met de politie. Vannacht zijn er acht daklozen opgesloten geweest in de Cellengang. De winteropvang zat vol.` Harms eerste gedachte was: dan hebben er maar weinig mensen op straat gelegen. De wethouder keek Harm aan, lang aan en zei: `Het leek vanmorgen na het gesprek met die man van Tactus allemaal in kannen en kruiken. De bekende buitenslapers waren al bij de nachtopvang en de winteropvang. Alleen die ene boomlange zwerver met de winkelwagen zou waarschijnlijk de nacht buiten door hebben gebracht. En dan zijn er opeens 8 man, waar in Godsnaam zijn ze vandaan gekomen?`
`Staan die niet ergens op een lijst?  Heeft de politie namen genoemd?
`Harm, nu moet je goed naar mij luisteren. De burgemeester heeft gister een noodverordening uitgedaan dat elke dakloze naar binnen  moet.  Niet met de bedoeling om ze binnen in de cel te zetten. De regionale krant zit mij al zo op de hielen. Als die twitterende Tactusman iets twittert over een opgesloten dakloze dan hangt de krant direct aan de telefoon. En een kop in de krant als : “Dakloze in A. gaan nachtje cel in”, haalt gelijk de nationale media. En Harm, dat moet voorkomen worden. Snel, want anders staat alles op Twitter. Dus je gaat als de wielewaal extra plekken regelen bij de nachtopvang. Ze hadden er toch 12? We hebben geld genoeg gestuurd voor aanschaf van veldbedden.`

Harm belt op zijn eigen kantoor de nachtopvang. De nachtopvangmedewerker neemt vrolijk de telefoon aan en zegt dat de winteropvang gisteravond vol was. Vier bedden die in de woonkamer staan,  zijn er neergezet om te dienen als winteropvang. `Kunnen er vannacht minimaal 8 bedden bij gezet worden. Er komen meer mensen vannacht`. Harm wacht even op antwoord. Stilte. `Kan dat?` `Nee’, zegt de jongeman aan de andere kant van de lijn .Mijn baas is wegens familieomstandigheden niet aanwezig, en ik kan dit niet beslissen. `Harm wil zijn reactie geven maar als hij zijn mond open doet, hoort hij tuut, tuut…..
Harm belt de manager van Tactus. Er moet haast gemaakt worden. De klok wijst al over vijven. Nog aan het overwerken ook denkt hij in een flits.
De manager neemt op en luistert aandachtig.` Maar, waar, komen, die acht mensen, vandaan?  Had Maarten die niet op zijn lijst staan vanmorgen?`
Harm zegt dat Maarten maar één notoire buitenslaper had genoemd. Verder waren de bekende parkslapers en portiekovernachters binnen. Hij had ook nog iets gemompeld dat ze soms in schuurtjes en op banken lagen. Harm: `Kunnen er 8 bedden in de dagopvangruimte gezet worden. De burgemeester wil nog steeds dat alle daklozen binnen liggen. Maar het is echt onverkoopbaar dat de daklozen afgevoerd moeten worden naar de cellengang als ze gemotiveerd zijn voor gratis winteropvang. Dit is zo wereldkundig. Zeker met die twitterende man van je. Zorg er voor dat je hem in toom houdt met zijn tweets.’
`Heel zakelijk begint de manager zijn verhaal: de afspraak is dat de nachtopvang voor de winteropvang zou zorgen. Dat nemen wij niet zomaar over.

De manager belt direct met de wijkagent. De wijkagent hoort het verhaal van de stadhuispaniek rustig aan en zegt: `Laat ze daar maar even flink zweten. Wordt het voor eens en altijd duidelijk hoe groot het probleem is’. De manager kan zich wel vinden in deze houding en samen besluiten ze geen actie te ondernemen. De afspraken zijn helder, de nachtopvang is verantwoordelijk voor de winteropvang en daar moet de beleidsmedewerker maar mee gaan overleggen. Harm merkt dat hij erg machteloos is. Niemand wil extra bedden neerzetten. Hij  loopt naar de kamer van de wethouder.
`Ik ga persoonlijk bellen met de politiechef. We moeten iets doen Harm`, zegt de wethouder die voorover op haar bureau hangt om bij de telefoon te komen. Harm blijft bij de tafel staan waar vanmorgen het gesprek had plaatsgevonden met Tactus, de wethouder en hij. De politie en de manager van de nachtopvang hadden de afspraak afgezegd. Daarom loopt  nu alles in de soep. “Soepbus” flitst er door zijn hoofd. Moeten we hier in A. een soepbus laten rondrijden. Hij ving flarden van het gesprek op dat de wethouder heel gedreven aan het voeren was met waarschijnlijk aan de andere kant van de lijn een rustig achterover zittende politiefunctionaris. “De soep wordt niet zo heet gegeten als ze wordt opgediend” Wat moest hij met deze onzinnige gedachten? `Dus als het echt nodig is, kunnen jullie in de leegstaande ambulancegarage matrassen neerleggen’, hoorde Harm de wethouder zeggen. Hij zag dat ze zich wat naar achteren liet zakken in haar stoel. “Fijn”, dacht Harm, er is een oplossing gevonden en ik kan zo naar huis.
De wethouder legt de hoorn op het toestel, rijkend over het veel te brede bureau. `Zo`, zegt ze met een opgeluchte glimlach op haar gezicht. `Vannacht hoeven de daklozen niet meer naar de cellengang gebracht worden. Als het nodig is, legt de politie matrassen neer in de ambulancegarage. Het is er warm, tenminste als de ketel nog aan de praat te krijgen is, en er is  wc en douche. Een agent kan dan een oogje in het zeil houden’. Harm knikte  en probeerde zo tevreden mogelijk te kijken. `Ik ga dit goede nieuws direct aan de burgemeester vertellen.` De wethouder verlaat de kamer en Harm bedenkt zich niet en loopt naar zijn kamer om zijn jas en tas te pakken. Voordat hij zijn jas dichtdoet, zet hij zijn gele pet op het hoofd. Op de klep prijkt onopvallend een zwarte kip.

 
De twitterende man van Tactus werd vrijdagochtend op de hoogte gesteld van de paniek die er was geweest in het stadhuis. En dat op een tijdstip dat er normaal gesproken geen sterveling zich er meer op houdt. De twitterende man had zijn twitterscherm al voor zich. Dit had nieuwswaarde en hij wist dat de plaatselijke krant voor het ochtendoverleg zich eerst laat informeren door zijn tweets. Hij wilde zich eerst zelf laten informeren. Hij belde de nachtopvang en daar bleek men niets te hebben meegekregen van alle consternatie van gisteravond. `Er zijn vijf extra bedden voor de winteropvang en vannacht is er zelfs een ongebruikt gebleven`, zei de medewerkster.
Hij belde de wijkagent en die begon op voorhand al te lachen. `Acht mensen naar de cellengang, we zijn geen koeriersbedrijf die mensen heen en weer transporteren. Er is helemaal geen acht man op straat gevonden. Veels te koud. We hebben een stel aangehouden omdat de man lastig deed. Zij hebben een kamer en ze gaven duidelijk aan daar heen te gaan en niet naar de winteropvang. Verder hebben we een onder invloed zijnde man aangetroffen. Heeft kamer, maar hij is meegenomen ter ontnuchtering. Geen bekende, maar nu dus wel. En de vierde man, ja, in totaal zijn er vier man geweest, van de vierde man weet ik de naam nu niet. In ieder geval niet afgevoerd naar de cellengang.
De twitterende hulpverlener legde zijn telefoon neer. Een hele hoop kippendrukte! Er schoten genoeg leuke tweets door zijn hoofd. Maar gister had hij een constructief gesprek gehad met de wethouder en de beleidsmedewerker. Niet tactvol om dat nu alweer om de zeep te helpen.
Vanuit zijn kantoor zag hij Harm, zich tegen de koude wind beschermend met de gele pet, de hoek om slaan richting stadhuis.

woensdag 16 januari 2013

De man met de Rode Pet

Wie heeft er een rode pet. Ik ben al dagen aan het zoeken. Stad en land af, winkel in, winkel uit. Tevergeefs. Nergens kan ik een rode pet vinden voor de man met de rode pet. Markplaats bood vandaag drie rode petten met logo FC-Twente aan. Ongeschikt voor de man met de rode pet uit Almelo.

Waarom heeft de man met de rode pet een rode pet nodig? Logische vraag met een even logisch antwoord. De rode pet is in de wasmachine terecht gekomen. Geen probleem, maar tot op heden is de rode pet nog niet boven water. En ik heb die rode pet naarstig nodig om een foto van de man met de rode pet te maken, met een rode pet op zijn hoofd.
Waarom een foto van de man met de rode pet? Bedrijfsjournalist Sjoerd van der Wal is in december een middagje meegelopen met mij door de binnenstad van Almelo voor de rubriek `Op pad met de bemoeizorger` Wat doet een bemoeizorger en wat komt hij tegen. Je voelt hem al aankomen, de man met de rode pet die direct het hart brak van de journalist. De man met de rode pet had voldoende stof voor drie artikelen. Helemaal voorbereid was Sjoerd niet, want het fototoestel lag thuis.

Klein vraagje na afloop van de tocht door de stegen en winkelstraten van de stad: wil je een foto maken van de man met de rode pet.
Klein klusje. Ik ken immers de man met de rode pet. Ik had er zelfs voor gezorgd dat we de man met de rode pet spontaan zouden tegenkomen op onze tocht. Hij was spontaan tegen een winkelpui gaan staan.
Klein probleempje. De man met de rode pet viel van de trap, brak zowel boven als onder iets en ligt nu in het ziekenhuis. Ach, ook daar kan ik een foto maken van de man met de rode pet. Vorige week vrijdag met fototoestel naar hem toe. Ben ik boven op de afdeling, is de man met de rode pet net naar de operatiekamer gereden. Nog een prent gemaakt van een in slaap gebrachte man met de rode pet, maar Sjoerd vond dit niet geschikt als beeld van de spraakmakende praatjesmaker die hij in de winkelsteeg had aangetroffen. Ik had het groene lakentje ook wat verder van zijn gezicht moeten halen.
Maandag was de herkansing. De man met de rode pet was helemaal bij uit narcose en zat fier en fruitig in bed. Mocht zelfs mee in de rolstoel. Kat in het bakkie. Bleek de rode pet in de wasmachine te zitten. Leuke kiekjes gemaakt, enthousiast doorgemaild naar Sjoerd. Hij vond ze niet onaardig, maar het was een slap aftreksel van de man met de rode pet, zonder rode pet. Volgt u mij nog. Dinsdag begon ik met winkelen. Toch geprobeerd of een zwarte pet ook leuk zou staan. Mooi portret, maar genadeloos retour gezonden. Sjoerd heeft zijn kop voor het artikel al klaar: de man met de rode pet.

De man met de rode pet is met eigen rode pet gefotografeerd in het ziekenhuis. Op de vraag van een mede-patiënt waarom hij op de foto werd gezet zei hij adrem: `leuke versiering voor aan de muur`. Zo is het maar net. Ik heb de man met de rode pet achtergelaten in zijn bed, met rode pet op het hoofd en de lakens lekker over hem heengetrokken.
En de foto van de man met de rode pet. Over ruim twee weken komt de Tribune uit en daar zal hij in prijken. Dan is het mediacircus waarschijnlijk niet meer te stoppen . Ben bang dat ik in de week daarop met de man met de rode pet naar DWDD moet.