Die voordeur gaat steeds
moeilijker open. Ze zijn er altijd. Er wordt soms even uit het raam gekeken
door Frits, maar dan blijft de boel dicht. Soms komt hij naar beneden om te
vertellen dat ze op het punt staan om weg te gaan. Ik zeg maar kort te blijven,
maar Frits is standvastig. Zo breekt er een periode aan dat ik niet meer binnen
kom. De wijkagent Wilma blijft komen, en zegt eerlijk dat vooral Frits ook niet
op haar zit te wachten, maar het uniform is dwingend en Frits staat het bezoek
dan schoorvoetend toe in de woning. Een woning die smeriger en smeriger wordt.
De kat plast door, en de chloorflessen raken op. Wilma gaat zich meer en meer
zorgen maken over het welzijn van vooral Ans. Ze vraagt of ik toch weer mee
wil. Wilma vertelt dat het geld op is en dat er daardoor een crisis is
ontstaan.
Ik schrik van de vervuiling
die inmiddels ook de gehele zithoek in zijn greep heeft gekregen. Ans zit nog
steeds op dezelfde bank, met haar voeten op de vuilniszakken. Frits zit op de
andere bank, ook hij heeft bar weinig beenruimte. Ik kan op de zwarte hoge
stoel bij het raam zitten. Gelukkig staat het raam op een kier, want de lucht
is tergend voor de luchtwegen. Wilma blijft staan, tussen de vuilnis. De stroom
en het gas is afgesloten. Water doet het nog al is het aanrecht zo vol gepakt
dat de kraan wil zeggen: ik ben machteloos. .
In de kamer staat een
barbecue. Een klein model, ik zou haast zeggen een kamermodel, al past
barbecueën niet in een volgepakte kamer. De kippenpoten liggen er druipend van
het vet op koud te worden. Er komt geen maandelijkse toelage meer. Ze leven van
niets. Ze hebben al dagen niet gegeten, maar zo te merken is er wel drank.
Door de benarde situatie -
ze weten het niet meer - mag ik helpen.
Ik ga zoeken naar bankafschriften waarop duidelijk is te zien dat het geld op
is en dat er al weken geen geld meer op de rekening is gestort. Ik bel de
bewindvoerder. Ach, de jongedame had nog wel zo’n goed advies gegeven aan Ans.
Het vermogen waar de toelage van werd betaald is op, helemaal op. Voor die tijd
had ze al een keer doorgegeven dat de bodem in zicht was. Ze gaf het advies om
een bijstandsuitkering aan te gaan vragen. Ans en Frits deden niets en bleven
zitten waar ze zaten, in een verstikkende woning in een mooi Twents dorp. De
bewindvoerder had haar werk wel afgemaakt. Ze had de rechtbank verzocht om het
bewindvoerdersschap te beëindigen omdat er geen geld meer was om over te
`bewinden`. Hier is door de rechter mee akkoord gegaan en daar kan ik mij tot
op de dag van vandaag nog vreselijk over `opwinden’. Frits en Ans werden aan
hun lot overgelaten. De bewindvoerder wist hoe ze hen achterliet. Frits en Ans
werden aan hun lot overgelaten. De bewindvoerder wist, zou moeten weten hoe ze
hen achterliet, maar liet het erbij. (wordt vervolgd)
Hoelang was het niet geleden dat Ans
buiten was geweest? Die vorige keer kon ze zich nog wel herinneren. Ze was mee
naar beneden gelopen om haar moeder uit te zwaaien, een hoogbejaarde dame die
sindsdien gekluisterd zat op een kamer in een verzorgingshuis in een dorp op
twintig minuten rijden.
Ans en Frits moesten naar het
werkplein in Almelo voor de aanvraag van de uitkering. Ans moest ook mee en dat
betekende dat ze naar buiten moest. In de auto, Ans naast mij, kreeg de sfeer
een hoog schoolreisjesgehalte. Ze keken hun ogen uit, en verbaasden zich dat er
zoveel was bij gebouwd in de afgelopen tien jaar. De afspraak verliep goed. De
uitkering zou er komen. Om in de tussentijd het stel niet te laten uithongeren,
deed ik boodschappen met Frits. Bij het bier ontstond altijd even de discussie
of er toch een blikje mee kon. “Nee Frits, bier kopen is echt uit den boze als
Tactus de boodschappen voorschiet”, zei ik dan. Blijer ging hij hier van niet
kijken. Gelaten sjokte hij verder de Aldi door.
De uitkering kwam er. Opruimen ging
minder voorspoedig. Heel directief heb ik Frits aan het werk gezet om in ieder
geval de vuilniszakken uit het zitgedeelte naar beneden te brengen en in mijn
auto te deponeren. Mopperend waar dit nou allemaal goed voor was. Zo kwam er
wel weer beenruimte in de kamer. Frits vond het een zinloze actie. De
vuilniszakken onder de eettafel bleef een no go area. De kat had er zijn domein
en één keer kreeg ik zo`n uithaal dat ik het wel uit mijn hoofd hield om ook nog
maar iets te veranderen onder deze tafel.
De situatie bleef onhoudbaar,
onleefbaar maar Ans en Frits sleten hun dagen zonder te klagen. Er was een tijd
geen stroom, en een winterdag is kort, dus leefden ze met kaarsjes, de al
genoemde barbecue en kou. Ik kwam met grote regelmaat langs en ik was er van
overtuigd geraakt dat ik hen niet hielp met inkomsten, schuldenregeling en een
opgeruimd huis. Deze mensen hadden meer nodig, intensieve zorg nodig, alleen
zagen ze het zelf niet in. Ze konden het zelf niet meer zien, ze waren te
verslaafd en mogelijk was er sprake van cognitieve schade door het drinken.
Ik ben niet diegene die mensen een
Korsakov sticker op het voorhoofd plakt maar in die hoek zocht ik het zeker
voor wat betreft de toestand van Frits. Dus op een dag nam ik een psycholoog
mee. Frits viel bij de gerichte vragen direct door de mand. Frits zei
hoegenaamd geen probleem te hebben maar hij bleef op flink wat vragen het
antwoord schuldig. Ans vulde het aan, en hoewel de psycholoog bleef zeggen dat
Frits het antwoord zelf moest geven, kon ze het niet laten. Frits keek elke
avond naar Hier en Nu. En Lubbers vond hij maar niks als premier.
Het binnenkomen bleef elke keer weer
een uitdaging. Soms ging de beneden deur niet open. Ik ging dan via de schoonheidssalon
om de hoek naar het dak. Via het dak van andere winkelpanden kwam ik bij het
platte dak van Frits en Ans. Ik moest nog wel de schutting over om bij de
voordeur uit te komen. Eenmaal daar, gaf ik niet op en uiteindelijk ging de
deur open.
Tot die keer dat Frits niet thuis
was en ik op bovengenoemde manier bij de voordeur was aangekomen. Ik zag Ans op
de bank aan het andere eind van de kamer zitten. Ze hoorde mij, ze zwaaide, ik
zwaaide. Ik maakte met handgebaren duidelijk dat ze open moest doen. Ans bleef
zitten en schudde met haar hoofd. `Ze kan niet meer opstaan’, dacht ik. Opeens
liet ze zich van de bank glijden en op handen en voeten kroop ze naar de
voordeur. Ze kon niet meer lopen. De kracht was weg. Ze was niet gekleed van
onderen. Ook dit kreeg ze niet meer voor elkaar.
Frits zei, toen hij thuis kwam en ik
hem confronteerde met het niet meer kunnen lopen van Ans, dat het niet goed ging
met Ans. Hij was helderder dan de afgelopen tijd. De ernst van de situatie leek
tot hem doorgedrongen te zijn en hem te raken. Ik zette hen voor het blok. Ze
moesten alle hulp accepteren. De eerste stap was de huisarts informeren en
vragen of hij direct wilde komen. Ans was zo verzwakt dat ze dringend medische
zorg nodig had. Frits was totaal onmachtig om deze zorg te geven.
Ans zat weer op de bank. Frits werd
verwarder en de situatie groeide hem boven het hoofd. De huisarts kwam, maar greep niet in. Een bemoeizorger moet soms
praten als brugman, maar al mijn motiverende gesprekstechnieken ten spijt, de
huisarts handelde niet. Ik nam collega's mee, en zij vonden ook dat ingrijpen
noodzakelijk was. De psychiater kwam om te beoordelen of een Rechtelijke
Machtiging deze mensen van de bank kon krijgen. Voordat de rechter zou komen, kwam er een advocaat langs die Ans en Frits
zouden bijstaan. Hij was gestuurd omdat hij `s morgens toch langs dit dorp
kwam, op weg naar zijn kantoor in de stad. Morgen zou hij er niet bij zijn,
maar er zou een collega komen. De advocaat heeft het gesprek staande gehouden.
In luttele minuten wist hij van de hoed en de rand en vertrok met snelle tred. .
Er was een huurachterstand ontstaan en
omdat ik er van overtuigd was dat Ans en Frits hier niet konden blijven, werkte
ik nauw samen met de verhuurder. Hij werkte toe naar een ontruiming maar wel op
het moment dat paste bij het hele hulpverleningstraject. Op de dag van de
RM-beoordeling zou ook de ontruiming plaats gaan vinden. Letterlijk op straat zetten
van Frits en Ans was geen optie. Ik wilde dit, de eerste zwervers in dit dorp door
mijn toedoen, ook niet op mijn geweten hebben. Het moest naadloos in elkaar
overgaan. De bekrachtiging van de RM en de ontruiming Druk geregel vooraf,
terwijl de situatie in de bedompte, zeg maar stinkende bovenwoning alleen maar
verslechterde. Ondertussen bestookte ik de huisarts met mijn hulpkreten. Ans
zat en ik kreeg haar niet meer van de bank.
Op de ochtend des oordeels, een stralende
dag, had ik mijn draaiboek klaar. Beneden aan de voordeur verscheen een
jongedame die zei de advocaat te zijn. `Oh, oh`, dacht ik. `Jij moet met dat
glimmende jurkje die woning in`. Ze vertelde mij dat ze gisteravond van alles
had uitgezocht over de rechten van mensen voor wie een RM was aangevraagd. De
voordeur bleef met al haar kennis dicht. Ik ging via de gebruikelijke weg naar
het platje boven en liet de advocate en de gearriveerde politie binnen.
Voor Ans had ik een plek in Apeldoorn gevonden.
Frits zou met de halfbakken diagnose `Korsakov` naar Zwolle kunnen. Twee
ambulances verschenen. Vier man sterk die ook naar boven kwamen. Tot slot kwam de rijdende rechter met griffier. Het
bonte gezelschap kwam boven en keken rond alsof ze in een andere werkelijkheid
waren terechtgekomen. Hier raakten twee werelden elkaar die ik had
samengebracht met één doel: hulp.
De rechter zag en gaf toen het woord aan
de parmantige advocaat. Ze sprak opgetogen over haar gisteravond opgedane
google-wijsheid en de rechter knikte bedachtzaam. Helaas bekrachtigde hij de RM
niet. Ans kon blijven zitten en Frits, die wel in de gaten had dat ik hem er in
geluisd had, ontging de essentie van de rechterlijke uitspraak. Frits had
gelijk, want ik was diegene die aan de bel had getrokken.
Geen RM. Maar wel een ontruiming over een
uur. Deze mensen moesten de woning uit. De rechter en zijn gevolg verlieten
snel de woning, happend naar lucht. De ambulance broeders vulden de woonkamer.
Zij vonden ook dat deze mensen hier weg moesten.
Geen RM betekende voor Ans dat zij niet
terecht kon in Apeldoorn. Frits mocht zonder RM wel worden opgenomen op de
Korsakov afdeling. "Je moet Frits", zei ik. Hij pikte het.
Ans moest naar het ziekenhuis. Gelukkig
was er een ambulance verpleegkundige die zich er in vast beet om dit ook voor elkaar te krijgen.
Ze had hiervoor de huisarts nodig, die weinig coöperatief was. De volhouder
won.
Vier uur later kon Ans op de brancard
gelegd worden. Ze kon niet meer zelf opstaan. Ze kon naar het ziekenhuis. Daarna Frits die
dacht: `Ik moet.`
Mijn draaiboek was bijna klaar. Alleen de
kat moest nog naar een andere plek toe. De dierenambulance medewerksters hadden
ruim een uur nodig om het dier te pakken.
En? Ans herstelde goed en na een hele
lange herstelperiode elders woont ze weer zelfstandig in het rustieke dorp. In
een schone woning en zit ze op een nieuwe bank. Frits? Hij is alles vergeten en
woont beschermd. Van de kat heb ik nooit meer iets gehoord.