woensdag 11 maart 2020

De bouwtekening


Bij het opruimen van zijn kamer in het statige herenhuis stuitte ik op de tekening van een prachtige notariswoning. Het adres stond in de rechterhoek genoteerd. Buitenaf gelegen buiten een dorp op twintig kilometer afstand. “Dat was Gijsberts woning”, realiseerde ik mij. Hij had mij wel eens verteld dat hij in dit dorp had gewoond, maar niet dat het echt buitenaf was. Na de scheiding had hij de woning uiteindelijk verkocht. En de overwaarde, een aanzienlijke som geld, was in zeer korte tijd opgesnoven door zijn nieuwe vriendin en hemzelf. Terwijl hij geen drugs gebruikte voordat hij zijn nieuwe vriendin was tegengekomen in de afkickkliniek. Alcohol was zijn probleem. Hij was pas écht gaan drinken toen hij hoorde ziek te zijn. Zover bekend was het een goedaardige tumor, maar de wetenschap dat iets groeide in zijn lichaam dat er niet hoorde te groeien, ontnam hem alle perspectief.
Pas na zijn overlijden ben ik langs zijn voormalige woning gereden. Inderdaad is het een luxueuze woning op een ruim perceel gelegen, conform de  bouwtekening. “Hier hebben gewoond, vanuit hier op de mountainbike gestapt om zijn rondjes te gaan rijden in de naastgelegen bossen, in zijn auto gestapt om te gaan werken als de financiële man bij een groot en bekend staand kantoor.”
Op zijn begrafenis hoorde ik van zijn goede vriend, die jaren geen contact meer had gehad, dat Gijsbert ook nog een begenadig windsurfer en zeiler was. Dat sierde Gijsbert, die bescheidenheid. Nooit grootspraak over wie hij ooit was geweest. Of wat hij allemaal had gehad. Hij leefde in het nu en daar moest hij het mee doen.
Dakloos, omdat de relatie met een zwaar verslaafde vriendin ook niet ging. Overnachten in de nachtopvang met altijd die tekening van dat prachtige huis in zijn rugzak. Een link met een tijd dat alles nog was zoals het behoorde te zijn. Een vrouw, een huis, een baan en een goede gezondheid.
Dat Gijsbert anders was gewend, andere interesses had, kwam soms naar voren als hij vertelde dat hij met bijna niemand in het dagcentrum een echt gesprek kon voeren. Hij vond veel mensen zo oppervlakkig en ze hadden het alleen maar over de middelen.
Ook in Gijsberts leven was het middel nummer één. Hij dronk vaak zoveel dat er een ander persoon opstond die geen enkele opvoeding leek te hebben genoten. Rauw, brutaal en erg lichtgeraakt met de bijbehorende grote mond.
Wat Gijsbert erg moet hebben geraakt was dat het hem niet meer lukte om zijn eigen financiën, zijn administratie bij te houden. Ik hielp hem met de post en het aanbrengen van enige ordening.  Terwijl hij miljoenen heen en weer had geschoven op dat grote kantoor waar ooit een plek was voor hem. Dat frustreerde hem meer dan hij ooit losliet.
De ziekte heeft zich in korte tijd tegen hem gekeerd. Gijsbert was geen doktersloper, maar soms is even vastzitten goed voor iemand en in zijn geval was het zeker een stap naar medische zorg. Hij werd geopereerd maar de tumor kwam genadeloos terug en bleek zeker kwaadaardig, terwijl het kwaad al lang geleden was geschiet.  Ergens in die woning aan de groene landweg, op fietsafstand van de eindeloze bossen.

Loslaten




Jan heeft kanker en vanuit zijn longen is de kanker uitgezaaid tot in bijna al zijn organen. Hij zal spoedig sterven. Jan woont alleen sinds zijn scheiding. Hij heeft twee volwassen kinderen met wie hij al jaren geen contact heeft gehad. Hij leeft zeer geïsoleerd in een gedateerde woning. Gedateerd is een eufemisme voor een woning waar je liever niet dood gevonden wil worden. Sinds de jaren zeventig is er geen onderhoud meer gepleegd. Ook de inboedel is sindsdien onveranderd gebleven.

Jan wil geen hulp. Jarenlang kwam er een huishoudelijke hulp die een goede band had opgebouwd. Toen zij een andere baan vond, wilde ze in ieder geval iemand vinden die naar `haar’ Jan zou blijven omkijken. Huishoudelijke hulp wilde Jan niet meer. “Niet nodig”, zei hij.
Zo kwam ik als bemoeizorger in het leven van Jan. Jan zat altijd op de bank. De Tubantia half open geslagen op de salontafel. En de tv aan. Programma’s van de dag er voor werden met veel aandacht bekeken.

Jan dronk alcohol, maar naar eigen zeggen was dit geen probleem. Was het ooit een probleem geweest? “Ach”, zei Jan dan. “Een pijpje bier!”. En daarmee was een gesprek over alcohol al snel gestopt. Maar bezoek van iemand van Tactus stelde Jan toch wel op prijs.

De alcohol had er in ieder geval voor gezorgd dat Jan al vroeg thuis was komen te zitten. Het drinken was niet meer te combineren met zijn baan als internationaal vrachtwagenchauffeur.
Hij kwam thuis te zitten, en hij nam dit letterlijk. De buurman op de hoek heeft zich jarenlang om hem bekommert. Deze man werkte bij een grote keuken en name met regelmaat etensbakjes vol voedsel mee. Jan at er wel van, maar ik kreeg nooit de indruk dat hij flink at. Jan was mager en werd met de jaren alleen maar magerder.

Als ik iemand zo zienderogen achteruit zie gaan, overleg ik met cliënt om zijn huisarts te bellen. Een betrokken huisarts die cliënt al jaren niet meer had gezien kwam op huisbezoek. Ze zette de medische molen in werking. Met het trieste resultaat dat er Kanker werd aangetroffen in het uitgemergelde lichaam van Jan. Het drinken werd snel minder. Een paar ‘pijpjes’ werd al snel een hele onderneming voor hem.

De ziekte greep zo snel om zich heen dat Jan bedlegerig werd en nu toch echt wel thuiszorg moest gaan accepteren. Die kwam drie maal per dag, al was dit tegen de wens van Jan, want die vond eens per dag al meer dan genoeg. Naast wat praktische zorg wilde Jan niet meer ondersteuning. En mij vroeg hij de oren ook niet van het hoofd. Ik heb een scheerapparaat voor hem gekocht. Jan was dankbaar, al had hij nauwelijks meer de kracht om zelf het apparaat langs zijn gezicht te halen.

Samen met de huisarts, zijn kinderen, de verpleging hebben we afgesproken om Jan’s wens te respecteren: hij wilde alleen in zijn huis blijven en hier sterven. De dochter woonde in de stad en was weer een keer langs gekomen. De zoon, van ver, bezocht na tientallen jaren zijn vader na het gesprek met de hulpverlening. Samen hebben ze gezorgd voor een bed in de woonkamer kwam, op de plek van de bank waar Jan twintig jaar op had gezeten. De deur bleef van het slot. Zo konden we er in ieder geval te allen tijde in. Ik bleef het moeilijk vinden om Jan alleen na een bezoek achter te laten in zijn huis. Hij kon niets meer zelf en zo moest hij de nacht weer zien door te komen. Het was zijn keus, wel passend bij zijn leven, maar niet makkelijk om dit zo te laten gebeuren.
Jan is alleen overleden, niemand aan zijn zijde. De thuiszorg vond hem `s morgens in bed. (MH)

Het digitale schouderklopje


Als er geen smartphone was uitgevonden, maar wel sociale media die alleen vanaf een vaste computer te gebruiken zou zijn, zou het gebruik en de invloed van sociale media dan net zo verpletterend zijn als nu?
De populariteit van sociale media groeit. In 2017 maakte 87 procent van de Nederlanders van 18 jaar en ouder er gebruik van. Dit doet men vooral om in contact te blijven met anderen. Of is het toch voor het fijne gevoel dat het stofje in je hersenen je beloningscentrum geeft?

Niet eens zolang geleden kon ik in het bos lopen en een mooie boom zien. Die nam ik waar, vertraagde het tempo en soms stopte ik eventjes. Ik keek, genoot en dan vervolgde ik mijn wandeling. De hond had in alle rust zijn behoefte gedaan.

Ik wandel nog steeds graag in het bos en ik kijk met dezelfde verwondering naar de natuur. Vandaag zag ik een enorme tuinslang met een diameter van ruim 40 centimeter. Allerlei geestige invallen schoten door mijn hoofd, maar de vooral de priemende gedachte om er gelijk een foto van te maken, En om die foto dan te voorzien van een geestig commentaar. Te plaatsen op Facebook, Instagram en Twitter.
De foto is gemaakt. De hond kijkt mij al aan met vragende ogen; gaan we nog verder baas?

Nu buig ik mijn hoofd over de tekst. “Door de enorme droogte is Staatsbosbeheer begonnen met een irrigatie systeem aan te leggen in de Nederlandse bossen.”
Ik ben er even bij gaan zitten om mijn foto te plaatsen met de briljante ingeving. Ik gniffel op voorhand al van de reacties en de likes. Vaak komen die direct na plaatsing al binnen. Alsof mijn vrienden en volgers met de telefoon in de hand zitten te wachten op een leuk en fris ingeving van mij. De hond is gaan liggen en de ogen gaan langzaam dicht.
Als alles is geplaatst en gecheckt, er uitziet zoals bedoeld, ga ik verder met de wandeling.
“Piep”, klinkt uit het platte kastje dat ik nog in de hand had. De hond was net opgestaan en kwispelde enthousiast voor de nieuwe wandeling.
Goh, wat leuk, schiet er door mijn hoofd als een kennis van een collega de foto heeft geliked. Ik stop, na alle kanalen te hebben gecheckt, de telefoon in mijn kontzak. De volgende Piep laat niet lang op zich wachten. Wandelen en kijken gaat net zomin samen als op de fiets appen. Daar komt een verbod op per 1 juli. Wanneer volgt er een verbod voor wandelen? Dat mensen weer rechtop lopen, we zijn toch niet voor niets geëvolueerd?
De natuur gaat de rest van de wandeling aan mij voorbij.

Als er geen smartphone bestond, had ik dan een foto gemaakt? Er vanuit gaande dat ik altijd een camera mee nam voor zomaar een wandeling. Had ik dan de foto thuis op de computer gezet en voorzien van de voorbijgaande gedachte die mij het eerst te binnen schoot toen ik die enorme slang uitgerold in het bos zag ligge? Thuis was die gedachte al verschrompeld tot een flauwe opmerking die ook mij niet meer prikkelde. Laat staan dat ik nog de moeite ging nemen om het op te schrijven.

Waarom doe ik het nu wel? Om niet achter te blijven, om gezien en opgemerkt te worden? Of doe ik het toch vooral voor het stofje dat mij voor even een prettig gevoel geeft? De beloning die dit blog mij nu ook oplevert omdat je het misschien wel leest via sociale media.  (MH)




Directeur zonder personeel


Het fabrieksterrein lag er uitgestorven bij. De joelende wind joeg door de hoge populierenbomen die de erfafscheiding vormde. Ik reed over een steenachtig pad die mij bracht tot een bungalow van net na de oorlog. Hier woonde de fabrieksdirecteur. Een man van midden veertig. Gescheiden en zijn twee zoons woonde bij hem. In het andere gedeelte woonde zijn moeder, een dame van in de zeventig, iel ogend, maar verbaal gaf ze blijk nog heel goed bij de tijd te zijn.
Ik betrad de woning en kwam terecht in een donkere woonkamer, groot van oppervlakte en door de ruimte gaf het meer de indruk dat ik mij in een sportkantine had begeven dan in een woonkamer. De eikenstoelen en grote eikentafel droegen bij aan dit horeca gehalte.
De fabrieksdirecteur riep mij toe vanuit zijn slaapkamer. Ik ging zijn donkere slaapkamer in waar hij in een groot bed lag met rondom een muur van kratten, groene kratten met goudgele inhoud. Joris was nauwelijks aanspreekbaar. Pas na tien minuten was hij zover om mij te woord te staan.
Ik kwam hier omdat de door de familie ingehuurde verslavingsarts hulp had ingeschakeld die dichter in de buurt was. De arts zelf kwam uit de regio Amsterdam. Twee uur rijden om hier in de grensstreek te komen. Joris vond mijn bemoeienis wel prima. We praten over zijn fabriek, die momenteel stil lag omdat deze fabrieksdirecteur een directeur was zonder personeel (DZP). Soms hielpen zijn zoons, maar zonder aansporing van hun vader kwam er weinig tot niets uit de handen van de zonen.
In de volgende bezoeken leerde ik de familie kennen en leek het er af en toe op dat het Joris lukte om minder te drinken en zijn werk weer op te pakken.
Elke familie heeft zijn geheimen. Moeder dronk nog meer dan haar zoon. In de ruimte tussen het woongedeelte van Joris en haar woning zat ze van vroeg tot laat aan de wijn. De zus van Joris, een hoogblonde dame die in een cabrio rondreed, kwam vaak langs.
De zonen waren echte Twentenaren die van uit gaan hielden en van bier. De verhalen van auto’s die in het kanaal terecht waren gekomen op de huisreis vanuit een afgelegen dancing werden met smaak verteld.
Desondanks, vader was het probleem. De situatie verslechterde en we belegden een overleg met familie, de verslavingsarts en ik. Er moest iets gebeuren. De arts wist een goede opname plek in Duitsland. Een privé kliniek waar een directeur in complete anonimiteit kon worden opgenomen. Veel bellen, met als resultaat dat de cliënt diezelfde middag nog gebracht kon worden. De zus maakte ruimte in haar auto en pakte de koffer in. De directeur was tot niet meer in staat dan om te wachten tot hij kon instappen.
De rit er heen was goed verlopen en de zus had haar broer met goede zorg achter gelaten. Totdat ik werd gebeld door de zus dat haar broer niet op de juiste plek zat. Hij was niet opgenomen in een verslavingskliniek maar in een herstellingsoord. Hier was een goed voorzien restaurant aanwezig met een uitgebreide drankkaart. De directeur zat hier naar eigen zeggen wel goed, maar zag  in dat hij hier nooit van zijn verslaving af zou komen. De verslavingsarts vanuit het Westen regelde een betere plek voor zijn patiënt. Een alcohol vrije omgeving. Toen kwam de detox en een herstelperiode pas goed tot zijn recht. De fabrieksdirecteur is bij thuiskomst,  na een opname van een week of zes stapsgewijs weer aan de slag gegaan. Er kwam rook uit de schoorsteen en de man had zijn overall weer aan. Dat is niet ongebruikelijk bij directeuren zonder personeel.

Grenzeloos loyaal


Kinderen zijn loyaal naar hun ouders, en zeker ook als hun ouder(s) verslaafd zijn. Ik herinner mij het  acht jarige kind dat op zaterdagochtend de weekendboodschappen ging halen. Het boodschappenlijstje had hij de rest van de week nog in zijn zak. Het bier haalde zijn stiefvader zelf. Op die vroege zaterdagochtend lagen zijn ouders in bed hun roes uit te slapen.
Hij hield het alcoholgebruik in de gaten, telde de volle en lege flessen die onder het bed lagen. Waar kon deze jongen heen met zijn drinkende ouders?
Zo’n situatie kan jaren aanhouden. De omgeving werd jarenlang in de luren gelegd door een verbaal sterke moeder die de problemen in alle toonaarde ontkende. Tot het moment dat de bom barstte. Toen de jongen 12 was, werd zijn stiefvader door de politie uit huis gehaald omdat er  sprake was van een ernstig incident tussen de echtelieden. Helaas begon moeder vrij snel weer te drinken. Een jaar later werd moeder opgenomen en werd de jongen, zijn zus en twee jongere broertjes in pleeggezinnen geplaatst. Een half jaar later ging hij terug naar zijn moeder. Om voor haar te zorgen, want hij wilde nergens anders zijn, dan bij zijn moeder.

De volwassen dochter die mij vertelde dat ze de smeerboel boven, het spoor van ontlasting van slaapkamer tot aan de badkamer, wel te kennen. Ik vertelde dat de huishoudelijke hulp tegen mij had geklaagd dat dit niet meer te doen was. De dochter zei dat als zij vroeger in de weekenden bij haar vader was, de boel keer op keer had schoongemaakt. Vader had er nooit met een woord over gerept en als kleine meid begreep ze dat het schoongemaakt moest worden, zonder het er verder over te hebben. Ze heeft er nooit iets over tegen haar moeder gezegd. Want ze begreep ook dat ze dan waarschijnlijk niet meer naar haar vader toe mocht.
Jaren later vertelt ze over haar herinneringen  aan haar vader op zijn crematie. De herinneringen aan ski vakanties, het hebben leren skiën, de kampeervakanties, de klussen die zij altijd samen had gedaan met haar vader. Geen woord over de alcohol, geen woord over de ellende (en viezigheid) die zij jarenlang had gezien en meegemaakt. Ze sprak met liefde over haar vader.

De zoons die mij zo af en toe belden om te vertellen dat het slaapkamerraam van hun moeder `s morgens dicht bleef. Het teken dat moeder niet was opgestaan. En als moeder niet opstond was er alcohol in het spel. Zoons die de alcohol al kenden vanaf kleins af aan. Zowel vader als moeder dronken. De ouders scheiden, maar de alcohol bleef bij beiden de hoofdrol spelen. Wat mij hier sterkte was dat deze beide mannen zo goed terecht waren gekomen. Zowel maatschappelijk als sociaal. Maar dat was niet van een leien dakje gegaan, ze hadden er keihard voor moeten vechten.
De zorg om hun moeder bleef. Ze gaven wel duidelijk hun grenzen aan. Als moeder drinkt, krijgt ze de kleinkinderen niet te zien. En daar hielden ze zich goed aan. Dit was wel een ingang om haar te overtuigen om te stoppen met de alcohol. Dat werkte voor even wel, maar de alcohol bleef voor de voordeur staan.

Ik ken ook twee zoons van een aan alcohol verslaafde vader, die hun vader absoluut niet meer willen zien. Ook niet in situaties die kritiek waren voor vader. Hij viel, werd geopereerd en ging naar een verpleeghuis. De oudste zoon wilde wel door mij geïnformeerd worden, maar de stap naar contact met zijn vader was te groot, onoverbrugbaar. Deze zoon had al jaren therapie achter zich liggen. Hij was bang dat als hij zijn vader zou zien, ook al drinkt vader niet, hij weer terug zou vallen in oude gevoelens. Gevoelens die hij niet meer wilde hebben in zijn leven. Die deur wilde hij dicht houden. Wat voor herinneringen hier achter zitten. Ik kan slechts gissen. Vader zegt dat hij altijd goed is geweest voor zijn kinderen. Hij ging in het weekend, als de jongens bij hem waren, met ze naar de Mac Donalds.

Ik hoef hier niet te schrijven dat alcohol meer stuk maakt dan je lief is. Soms  maakt het alles stuk en valt er niets meer te lijmen. Soms blijft de liefde tussen ouder en kind bestaan. Met als sluitstuk, een liefdevolle toespraak op een crematie.